Muziek

14 augustus 2024

INHOUD

1. Alle nummers van de 2020 Live cd
2. De top 10 CCC-nummers-aller-tijden
3. Diversen

1. CCC 2020 LIVE!

Hier commentaar op liedjes, die we speelden tijdens onze optredens vlak voor de crisis in 2020 en de verhalen erachter. Ze zijn vrijwel allemaal te horen op de dubbel cd CCC Inc Live 1984 en Live 2020.

 

Angel Band (J.Hascall/W.Bradbury) TROOST

Opgenomen op 28 februari 2020 in P60, Amstelveen. Techniek Alex Cailliau.

Joost Belinfante:
‘Ik vond het lied Angel Band terwijl ik op zoek was naar iets anders. Het werd gezongen door de Peasall Sisters, drie zusjes van 7, 10 en 13 jaar oud ttv de opname. Ik ben sowieso al gevoelig voor kindergezang en al helemaal van zusjes of broertjes. De gelijke klank en dictie leveren altijd een bijzonder geluid op. Nu was ik bovendien net op een leeftijd gekomen waarop ik de neiging kreeg om eens wat te gaan weggooien om mijn nabestaanden een hoop zinloze emotionele beslissingen te besparen. De prachtige uitvoering van het lied en de wonderschone kinderstemmen vermengden zich met de troostrijke tekst. Normaal gesproken geloof ik in hemel, hel noch engelen maar dit lied overtuigde mij dat het geen kwaad kan om het soms een beetje wèl te doen.’

Ophelia (R.Robertson)   VERVLOGEN

Opgenomen op 28 februari 2020 in P60, Amstelveen. Eerder opgenomen in maart 1983 en uitgebracht in de verzamelbox CCC Inc. 1967-2017, Vol. X, Optredens en Vakantiehuisjes (1983-2007), track 4 (luister hier).

Jaap van Beusekom:
‘Eind jaren zeventig heb ik een tijd solo gespeeld waarbij ik mijzelf behalve op banjo, autoharp en dobro ook begeleidde op 12-snarige gitaar. Vooral nummers van The Band zoals The Night They Drove Old Dixie Down en  Ophelia  leenden zich op de een of andere manier goed voor dit instrument. In Amstelveen had ik de 12-snarige Martin meegenomen dus we besloten ter plekke Ophelia die avond te spelen, zonder te oefenen.

The Band  bestond van 1968 tot 1976. Bekend werden ze onder meer als begeleiders van Bob Dylan en van hun debuutelpee Music from Big Pink, genoemd naar het roze geschilderde huis waar ze het album opnamen en waar ook de later uitgegeven Basement Tapes van Bob Dylan het licht zagen. Ze namen schitterend afscheid met een laatste concert, samen met talloze muzikale vrienden, The last Waltz geheten, meesterlijk verfilmd door Martin Scorsese. Tot op de dag van vandaag een van de beste muziekregistraties in de geschiedenis van de popmuziek. In de film is een prachtige uitvoering te zien van Ophelia, een verhaal over een vervlogen liefde,  gezongen door drummer Levon Helm met een fraai blazers-arrangement.’

Rocky Top (F. en B. Bryant)   HOME

Opgenomen op 28 februari 2020 in P60, Amstelveen.

Joost Belinfante:
‘Rocky Top is ook zo’n liedje dat, eenmaal gehoord, verder in mijn hoofd blijft opduiken. Ik raakte in dat soort wijsjes geïnteresseerd omdat het buiten mij om gebeurt. Ik vind het niet altijd de mooiste liedjes. Ze leiden een eigen leven in mij.
Ik hoorde Rocky Top in de jaren vijftig als bluegrass-hit van de Osborne Brothers. 60 jaar later was het bij mij veranderd in meisjesrock. Ik dacht het te vinden bij Little Eve, Wanda Jackson of Brenda Lee, maar nee dus.
Het lied had zich inmiddels ontwikkeld tot één van de volksliederen van de staat Tennessee en wordt uitgevoerd door marching bands en militaire kapellen, gezongen door menigten in stadions.
Wat is het dat zo’n simpel liedje een dergelijke reikwijdte geeft? In de tekst zit het niet, zoals de luisteraar kan vaststellen. Het zit kennelijk in de muziek en is met woorden niet goed te beschrijven. Geen betere manier om dit te onderzoeken dan het lied zelf te zingen. En wat blijkt? Het lied zingt heerlijk weg! De samenzang tilt de zangers naar een hoger niveau. Band en publiek stijgen net die paar millimeter boven het alledaagse die het überhaupt de moeite waard maken om een concert te bezoeken. Enfin, met woorden moeilijk te beschrijven dus.
Maar toeval is het niet, want het songwriters echtpaar Felice en Boudleaux Bryant heeft een hele reeks grote hits en schitterende liederen geschreven voor de belangrijkste artiesten van die dagen.’

John Hardy (traditional)   MOORD EN DOODSLAG

Opgenomen op 28 februari 2020 in P60, Amstelveen. Eerder, in een langzame uitvoering, in 1969 vastgelegd door Lennaert Nijgh en uitgebracht in de verzamelbox CCC Inc. 1967-2017, Volume II, De VPRO en Nijgh tapes, track 11 (luister hier), in de toenmalige bezetting met Cor van Sliedregt op 12-snarige gitaar en Frank Hoogkamer op theekistbas (later dat jaar vervangen door resp. Jan Kloos, gitaar en Appie Rammers, bas).

Jaap van Beusekom:
‘John Hardy is een klassieke murderballad uit het Americana repertoire van de traditionals.
Er bestaan veel van dit soort ballads en ze gaan bijna altijd over mannen die niet willen deugen maar toch met een zekere romantiek worden neergezet.
Soms werd de schurk een Robin Hood-achtige imago opgeplakt waarbij hij geld nam van de rijken om dat aan de armen te geven. Maar ook veel relatieproblemen eindigden in moord en doodslag op vrouwen door slechte mannen.
In de versie die ik speel is de banjo in G-mineur gestemd waar ik de muzikale vrijheid benutte om er af en toe een Es-majeur bij te spelen.
Ik speelde het nummer in het muziektheaterstuk van Ischa Meijer midden jaren tachtig, Hallo Acapulco geheten. De tekst van John Hardy paste wonderwel bij de inhoud van de voorstelling die geheel was gewijd aan ouders, oorlog en concentratiekampen.
Ischa was er heel tevreden over.’

Ashokan Farewell (J.Ungar)   SORROWFUL

Opgenomen op 28 februari 2020. Verscheen al eerder op de cd Jack Owned Another House, die in eigen beheer werd uitgebracht in 2017.

Joost Belinfante:
‘De eerste keer dat ik Ashokan Farewell hoorde, biggelden de tranen van ontroering over mijn wangen. Wat een prachtige, oeroude, Schotse melodie!
Het bleek dat het hét muzikale symbool van de Amerikaanse burgeroorlog was en de herkenningsmelodie van een veeldelige TV-serie over dat onderwerp.
Maar íets klopt er niet. De melodie is niet oeroud, maar in 1982 gecomponeerd door Jay Ungar en per toeval in de TV-serie terechtkomen. Jay, een fiddlespeler, was in ‘81 van the Bronx NYC, naar het dorpje Shokan in the Catskills verhuist. 11 km van Woodstock. Na een jaar keihard werken en verbouwen gaf hij er zijn eerste fiddleworkshop: Ashokan fiddle & dance camp. Het was een groot succes! Toen hij na het knallende eindfeest alleen achter was gebleven, werd hij overvallen door een hevige after-party-dip en hij schreef Ashokan Farewell terwijl de tranen over zijn wangen biggelden. Zo zie je maar, er klopt ook iets wèl.’

Willie and the Handjive (J.Otis)   HØKEN

Opgenomen op 28 februari 2020 in P60, Amstelveen.

Joost Belinfante:
‘Johnny Otis had halverwege de vorige eeuw een eigen TV-show. Daarvoor had hij wekelijks nieuwe liedjes nodig. Die schreef hij zelf. Het werk bestaat uit een diarree van middelmatige ballads en een groot aantal liedjes geënt op (en slappe aftreksels van) toenmalige hits van de dag. Deze hadden bij Johnny meestal de vorm van een dans. Wie bij het grote publiek een lied met een dans weet te planten kan immers veel populariteit oogsten. Zie bv de Twist, de Lambada, de Vogeltjesdans of de Gangnam Style. Met ‘Willie and the handjive’ schoot hij midden in de roos. Dat had meerdere redenen. De inspiratie voor de muziek had hij ongetwijfeld van de oer-rocker Bo Diddley geleend. Drie enorme zwarte vrouwen deden op TV een dans met hun handen. Die dans sloeg aan. En misschien wel de belangrijkste reden was dat waar ‘Willy’ een bijnaam is voor het mannelijk geslachtsdeel, ‘handjive’ natuurlijk een ondeugende bijbetekenis heeft, en wel één waar in die dagen helemaal niet over gesproken kon worden.
Ik moet Johnny Otis echter niet tekort doen. Het liedje heeft ook een geniale muzikale twist, waardoor het 62 jaar later nog steeds gespeeld wordt: de eerste ‘handjive’ van ieder refreintje wekt even de indruk van een foute noot op een verkeerd akkoord. Een oneffenheid. En zoals een wiel met een oneffenheid telkens als de hobbel is overwonnen weer snelheid oppikt, zo lijkt de handjive bij elk refrein nieuwe energie op te doen en zichzelf te vernieuwen.’

Mississippi Sawyer (traditional)   OEPS!

Opgenomen op 28 februari 2020 in P60, Amstelveen. Eerder live opgenomen op 21 december 1992 in De Melkweg, Amsterdam, een langzame uitvoering met de complete Doe Maar bezetting, en verschenen op de cd Jan, 2001 en in de verzamelbox CCC Inc. 1967-2017, Volume IX, track 16 (luister hier).

Jaap van Beusekom:
‘Er bestaan verschillende theorieën  over de afkomst van de naam Mississippi Sawyer. Het kon het beroep van houtzager betekenen maar ook de handeling en beweging van de strijkstok, het ‘zagen’ op de fiddle . De meest bekende theorie is echter een merkwaardig natuurkundig fenomeen van de Mississippi, een van de langste en grootste rivieren ter wereld, met een geschiedenis van enorme overstromingen. Vooral in het Zuiden veroorzaakten deze overstromingen geweldige verzakkingen die hele stukken bos met moerascipressen van tientallen meters hoog in het water deden verdwijnen. Uiteindelijk doken deze bomen, Mississippi Sawyers genaamd, weer op om vervolgens veel onheil aan te richten vooral voor de scheepvaart.
Lees er de avonturen van Tom Sawyer van Mark Twain maar op na.’

Battle of New Orleans (J.Driftwood)  PROUD AND MANLY

Opgenomen op 15 februari 2020 in Paradox, Tilburg. Techniek Alex Cailliau.

Joost Belinfante:
‘Het lied was een wereldhit in 1959, het jaar waarin mijn broertje geboren werd.  Dat jaar stonden o.a. Elvis, Little Richard en Lloyd Price in de hitparade. Lonny Donegan was niet bepaald cool om leuk te vinden. Toch hoorde ik mijzelf de rest van mijn leven op onbewaakte momenten het melodietje fluiten. In 2019 werd mijn broertje 60. Ik zocht iets om op zijn verjaardag te zingen en kwam het lied weer tegen. Dat viel niet mee. Alle uitvoeringen gaan te snel en hebben iets slaps. Het moest volgens mij veel martialer. Wij zijn met ons bandje perslot een soort peloton. Heel geschikt voor een klein soldatenkoor. Zoiets hadden we nog nooit gedaan en het klonk, zoals verwacht, als een klok!’

Big John McNeil (traditional)   VIOOL

Opgenomen op 28 februari 2020 in P60, Amstelveen.

Joost Belinfante:
‘Bij mijn jacht op allerlei fiedelarij stuitte ik op het volk der Métis.
http://www.dekiva.nl/Boek_Vrije_mensen__het_vergeten_volk_INFO_A4.pdf
De viool is daar het nationale instrument. Er bevindt zich een schat aan fiedelistiek. Pelsjagers uit Schotland en het Gallische Auvergne brachten hun violen mee naar Amerika en hun wijsjes. De viool was net zover ontwikkeld dat hij luid genoeg was om in beide culturen de doedelzak te verdringen. Zo kwamen twee stammen van doedelfiddlemuziek aan in de wouden van noordelijk Amerika. Ze leken op elkaar, maar verschilden ook, zoals het ritme en de melodie van het gaelic verschillen van die van het occitaans.
In de kinderen die de fiedelaars kregen van indiaanse vrouwen, die mestiezen werden genoemd, vermengden zich de beide fiddlemuziekstammen met indiaanse muziek.
Indiaanse muziek gaat anders om met maten en tellen. Métismuziek klinkt heel vanzelfsprekend en swingend, maar fiddlespelers uit andere delen van Amerika hebben moeite om met ze mee te spelen. Wie het wijsje niet precies kent, loopt het risico met al zijn vingers in de knoop te geraken door, in onze beleving, toegevoegde of weggelaten tellen.
Het natinale fiddlepiece is de Red River Jig, die meer een reel is dan een jig, en ritmisch, voor mij althans, best lastig te doorgronden.
Het wijsje Big John McNeil heb ik van de Métis. Of waarschijnlijk vía de Metis uit Schotland. Het is heel regelmatig, daarom kan ik het spelen. Natuurlijk niet zoals een authentieke Métis. Het wijsje moet zich maar weer aanpassen.’

De Never Ending Tour (E.Jansz)   ROBERT & ROBERT

Nooit eerder uitgebracht. Opgenomen op 9 februari 2020 in Luxor Live, Arnhem. Techniek Alex Cailliau.

Ernst Jansz:
‘Ik wilde ons repertoire graag uitbreiden met een nummer à la Can’t Be Satisfied van Muddy Waters, dat wij in een razend tempo ooit gespeeld hadden in de 70er jaren. Er bestaat een opname van uit Paradiso, 6 maart 1970, die is verschenen in de box CCC Inc. 1967-2017, volume XI, track 4, waarop dat razende tempo goed te horen is (luister hier). Een lekker wasbordnummer. Maar Jaap zei dat ie het niet meer kon zingen. Toen dacht ik: dan schrijf ik zelf zoiets. Ik begon enthousiast. Een lied over onze helden Robert Johnson en Bob Dylan en het vreemde verhaal dat Robert Johnson zijn ziel aan de duivel had verkocht en daarom zo goed gitaar kon spelen. Ik zag een verband met het feit dat Dylan’s vrienden hadden verklaard dat hij van de ene dag op de andere ineens fantastische liedjes schreef en speelde, combineerde dat met zijn plotselinge geloofsbelijdenis en zijn Never Ending Tour: there’s a story I was told and this story I will tell.
Echter, in die tijd zou ik een nieuwe cd uitbrengen en daar had ik ook liedjes voor nodig. Dus ging ik over op het Nederlands: ooit werd mij een verhaal verteld en ik vertel het door.
En zo kwam het ook uit op de cd De Neerkant.
Voor onze laatste CCC tour besloten we het nummer een aantal keren in ons repertoire op te nemen en zo was ook deze cirkel weer rond. Alleen kon ik het nu, zelf zingend en gitaar spelend, niet op wasbord kwijt. En daar was het toch eigenlijk om te doen geweest.’

Slaapliedje (H.Schreurs)   DROOM

Opgenomen op 28 februari 2020 in P60, Amstelveen. Eerder verschenen op de lp Castle in Spain (1973) en als live uitvoering, opgenomen op 19 augustus 1974 in het Shaffy Theater, Amsterdam, op de lp CCC for Ever, in de verzamelbox CCC Inc. 1967-2017 als resp. Volume V en VI.

Het Slaapliedje is de enige van de 87 eigen CCC-composities, die de tand des tijds glansrijk heeft doorstaan. Ondanks of misschien wel dankzij de breekbaarheid van het lied werd het een publiekslieveling.

Huib Schreurs:
‘Op een mooie dag in de lente zoekt een jongeman in de stad het meisje waarop hij verliefd is.
Pas ’s avonds laat ziet hij haar een café binnenkomen, maar ze verdwijnt meteen weer.
Verliefdheid zonder hoop.’

I’ve Just Seen A Face (Lennon/McCartney)   JONGENSDROOM

face

Opgenomen op 28 februari 2020. Verscheen al eerder op de cd Jack Owned Another House, die in eigen beheer werd uitgebracht in 2017.

Ernst Jansz:

‘Joost kwam er mee aan. We hadden al eerder, meestal op blauwe maandagen, enkele nummers van de Beatles gespeeld, zoals in de 70er jaren Why Don’t  We Do It On The Road en ook Rocky Raccoon in een solo-uitvoering van Joost. Later Run For Your Life (1994, verschenen op Jan en in de verzamelbox CCC Inc. 1967-2017, Volume IX, track 11, luister hier) en Girl (1996, verschenen in dezelfde box, Volume X, track 3, luister hier).

Joost had ook bedacht dat Huib het zou zingen. En zo is het gekomen.
Het is een merkwaardig fenomeen, dat al onze drie muzikale uitsmijters in die 54 jaar werden gezongen door Huib Schreurs en niet door een van onze twee gelouterde zangers, Joost en Jaap. De eerste was Green Green Happy Home, ook grotendeels door Huib geschreven en onze enige noemenswaardige single ooit. De tweede was Castle in Spain, eveneens van zijn hand. En nu dus I’ve Just Seen A Face.

Wellicht speelt zijn daarbij uitgevoerde dansje een rol. In al die jaren dat ik Huib ken (vanaf ons zestiende), had ik hem nog nooit zien dansen. Het was in 2001, op het Eindhovense Folkwoods Festival. Daar begon hij ineens te schuifelen, te springen, te boksen. Hij was kwaad omdat Herman Brood zich van het Hilton Hotel in Amsterdam had gestort, juist op de route die 16-jarige dochter Lola elke dag van en naar school fietste. Hij noemde het de lullendans. Hij had die afgekeken van jongens zonder meisje die hij in het wilde weg zag dansen in Paradiso, toen hij er directeur was. Later, in 2009, toen hij I’ve Just Seen A Face tijdens een optreden opdroeg aan de pas overleden Michael Jackson, reageerde het publiek met boe-geroep, waarschijnlijk omdat ze Michael Jackson als een dubieuze disco-gast zagen, die niet bij onze muziek zou horen. Huib: ‘ik dacht, ik zal ze krijgen en besloot ter plekke mijn eigen dans te doen’.

In het lied zing ik de tweede stem en bij het zinnetje I dream of her tonight moet ik altijd denken aan Alice, het meisje waarop Huib en ik in onze tienerjaren allebei tot over onze oren verliefd waren, en veel te vroeg gestorven. Het zijn deze liedjes die hen, die ons zijn ontvallen, maar ook onszelf, inmiddels al lang niet meer de jongsten, levend houden.’

Orange Blossom Special (E.T.Rouse)   STOOM

Opgenomen op 28 februari 2020 in P60, Amstelveen.

Joost Belinfante:

‘Fiddlespelen in de USA is georganiseerd als een soort sport. Er zijn competities. Er zijn kampioenen. Iedereen wil de beste zijn. Men troeft elkaar af met snelheid, met ritme en nieuwe toevoegingen en zo ontwikkelt het fiddlespel zich.
The Orange Blossom special wordt beschouwd als het Amerikaanse volkslied  voor fiddlespelers. Het stuk werd in 1938 geschreven door Ervin T. Rouse. De ontwikkeling ervan in de tijd is nu heel goed te volgen. Er bestaan opnamen waarop Rouse het stuk zelf speelt. Sindsdien is het ontelbare malen door talloze spelers uitgevoerd en geregistreerd. Het stuk wordt steeds virtuozer. Er wordt een maat toegevoegd. De ritmiek verandert. De Orange Blossom Special zoals die nu in de muziekboeken voor fiddlespelers staat is niet meer hetzelfde stuk dat Ervin T. Rouse gecomponeerd heeft.’

Ik was een hippie (E.Jansz)   FLOWERPOWER

Opgenomen op 28 februari 2020 in P60, Amstelveen.

Ernst Jansz:

‘Elk optreden met de CCC mag ik 1 nummer zingen. Dat is al sinds 1971 een goede gewoonte, waar we nooit van zijn afgeweken, ook niet toen mijn populariteit als een van de twee zangers van Doe Maar tot grote hoogte steeg. Het is dus altijd even puzzelen welk nummer, want mijn vrienden lieten me altijd vrij in de keuze, zelfs al was het een nummer van Dylan, dat na 8 minuten nog geen greintje einde vertoonde. Hun enige commentaar was: zou je dat nou wel doen?
Voor het optreden in Amstelveen, dat ons laatste optreden zou worden, maar dat wisten we toen nog niet, was mijn keuze gevallen op Ik was een hippie. Ik had het lied geschreven ter ere van ons 50-jarig bestaan in 2017 en het kwam uit op mijn cd De Neerkant. Het lied is een herinnering aan een bijzondere tijd en een bijzonder en mij zeer dierbaar gezelschap. In het fotoboek van CCC, tien jaar eerder uitgebracht, zegt Joost Belinfante het zo:
“Vandaag betekent CCC Inc.: een club van vrienden, die er al 40 jaar genoegen aan beleven om zo nu en dan bij elkaar te komen, te kletsen en muziek te maken. In 40 jaar gebeurt alles. Avontuur, haat, liefde, ontrouw, krankzinnigheid, dood. Alle grote gevoelens en gebeurtenissen hebben we als clubje meegemaakt.”
En dat is waar. Zo trokken wij ons in 1970 terug op een boerderij in het dorpje Neerkant, midden in de Brabantse Peel en stichtten er een commune. Zoals in de tekst van Ik was een hippie staat:

          wij dachten dat wij daar te midden van de bossen       
          een schuld in konden lossen aan de wereld en elkaar
          om met een ideaal het tij te kunnen keren
          het strijden te bezweren om macht en kapitaal 

Wie van ons had kunnen bevroeden dat precies 50 jaar later de hele wereld in een 4us-crisis zou belanden, waar macht en kapitaal opnieuw, en in nog niet gekende hevigheid, aan de poorten van onze vrijheid zouden rammelen. Het heeft er onder andere toe geleid dat het tweede deel van onze 2020-toernee werd verboden. Het zijn de laatste klanken van onze laatste optredens uit dat jaar die hier, op deze pagina, te horen zijn.’

Waiting For The Federals (traditional)   HOOP

Opgenomen op 28 februari 2020 in P60, Amstelveen.

 

2.  De top 10 CCC-nummers-aller-tijden.


Al deze nummers, tenzij anders aangegeven, zijn verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017, hier te verkrijgen.
Van boven naar beneden te beluisteren:

Jaap van Beusekom Ernst Jansz Joost Belinfante Huib Schreurs
1. Ooit dachten wij dat (1983/1984) 1. Mr. Tambourine Man (1967) 1. Midnight Special
(1970/1974)
1. Truck Drivin’ Man (1984/1974)
2. Meisjesnamen
(1991)
2. Slaapliedje
(2020)
2. Gipsy Davy
(1967)
2. The Visitor
(1974)
3. Marquise 
(1974/1984)
3. Let It Be Me 
(1992)
3. French Blues
(1969)
3. Wayfaring Stranger (1991)
4. Tater Patch
(2007)
4. Dark As A Dungeon/ Knockin’ On Heaven’s Door (1984) 4. Farrell Blues
(1984)
4. Speed & Intensity (1980)
5. Weary Blues
(1996)
5. Portland Town
(1984)
5. I’m Sorry
(1969)
5. Willie Boy
(1970)
6. Chantal 
(1985)
6. Nighttrain
(1973)
6. Green Green Happy Home (1970) 6. Coo Coo 
(1984)
7. De Beek
(1985)
7. Can’t Be Satisfied (1970) 7. The Harder They Come (1980) 7. The Battle of New Orleans (2020)
8. Last Change
(1984)
8. Lulu
(1980)
8. Is That All
(1987)
8. Sanne
(1980)
9. Louise
(1984)
9. Once I Lived The Life (1974) 9. Whisper Wishes (1989) 9. Midnight Special (1970)
10. The Visitor
(1970)
10. Ala-hi
(2004)
10. Bottle Up And Go (1970) 10. Dying on the Vine (2001)

Huib Schreurs koos als zijn nummer 1 Truck Drivin’ Man (1984/1974):

‘De dag begint goed met een kop koffie, een shaggie en de krant. In de keuken schijnt de zon en het is er aangenaam warm. Alles gaat z’n vertrouwde dagelijkse gang. Maar rond twaalf uur pak ik m’n mondharmonica’s en concertina. Die zijn zwaarder en onhandiger dan je denken zou, maar niks in vergelijking met een gitaarkist. Onderweg naar de bushalte vallen ze niemand op. Ook een voordeel.

Met een bus weet je nooit of het goed gaat, komt hij op tijd, vind je een plekje, doet het stopknopje wel zijn werk, dat soort zorgen, maar eenmaal bij Jaap kan er voorlopig niks mis. Zijn auto is al met heel wat meer en zwaardere instrumenten dan de mijne ingeladen. Mijn plek voorin is verzekerd, Jaap kent de weg en we kletsen wat. Bij Joost kussen we zijn familie, zijn instrumenten kunnen er in de auto na wat herschikken nog bij en we gaan op pad. Ik verhuis naar de achterbank.

Op de snelweg beginnen Jaap en Joost te praten. Ze hebben een ruime feitenkennis. Ik probeer ze te volgen, sukkel soms wat weg, soms meng ik me in hun gesprek. Zoals het is, is het goed. En hoewel er heel wat verbazing en verontwaardiging over de gang van de wereld rondgaat, in de auto heerst een weldadige vrede.

Als we het stadje waar we die avond spelen inrijden vallen we stil. Waar moeten we zijn? Is dat buiten het centrum, dan is dat meestal niet best, een recent gebouwd cultureel centrum, een ‘wethoudergebouw’ met veel glas aan de buitenzijde en opgetrokken uit beton.

Binnen keert de stemming terug. Alex, Jan, Richard en Ernst zijn bezig op het podium en we verheugen ons elkaar weer te zien, even vast te houden en kort een en ander uit te wisselen. In de kleedkamer zit Jan gitaar te spelen en kletsen wij er weer lustig op los. Volgen de soundcheck, eten en weer de kleedkamer in, waar het nu stiller is. We nemen de setlijst door die Ernst gemaakt heeft. Als eerste nummer prijkt sinds jaar en dag Truck drivin’ man. Waarom?

Tegen dat we het podium op moeten hoor je voornamelijk gescharrel. Alex zit al achter de knoppen, Jan en Richard lijken onaangedaan, Ernst staat te trappelen, Joost oogt gespannen en ik vraag me af waarom ik niet gewoon thuis zit. Jaap blijft cool and collected. Op het podium speelt Ernst wat op de piano, valt stil en als we allemaal op onze plek staan starten Jan en Richard het nummer. Het is een mooi en opwindend lied en zoals wij het spelen ligt alles in het nummer vast en weten we van elkaar wat we doen. Het geeft houvast en bedwingt de zenuwen om erna opgelucht met de set verder te kunnen gaan. En er is nog een reden. Jaap zingt het lied. Al sedert onheuglijke tijden stapt hij het podium op als de gewoonste zaak van de wereld, of dat nu voor 10 of 10.000 man is. Ik in ieder geval heb me daar altijd aan kunnen optrekken.

En dan volgt Truck drivin’ man, dat vertelt van een vrachtwagen die in de oneindige verlaten ruimte van Texas stopt bij een cafetaria. De barvrouw schenkt de chauffeur koffie en hij luistert naar een lied uit de jukebox dat over hemzelf gaat en ook Truck drivin’ man heet. Hij stapt op en rijdt verder. Als hij tot de eeuwigheid geroepen wordt, gaat hij in zijn oude vrachtwagen ten hemel stijgen. Dat is al en dat is ook werkelijk al. In het lied is er koffie en een jukebox, maar naast hem figureert er geen levende ziel, zelfs de barvrouw bestaat nauwelijks.

De opnames zijn uit 1984 en 1974, toen nog met Jan Kloos op gitaar.’

Truck Drivin’ Man (T. Fell), opgenomen door de VARA op 31 mei 1984 in het Openluchttheater Lochem, verschenen op CCC Inc. Live 1984 (2022)

Jaap van Beusekom, zang, banjo; Joost Belinfante, zang, viool; Ernst Jansz, CP70, samenzang; Jan Kloos, gitaar; Huib Schreurs, mondharmonica

 

Truck Drivin’ Man (T. Fell), opgenomen 19 augustus 1974 in het Shaffy Theater in Amsterdam, productie Boudewijn de Groot, verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017,  Vol. VI, CCC For Ever, en op het gelijknamige album (1974)

Jaap van Beusekom, zang; Joost Belinfante, zang, viool; Huib Schreurs, mondharmonica; Ernst Jansz, piano, samenzang; Jan Kloos, gitaar; Johnny Lodewijks, drums; Peter de Vries, basgitaar


Joost Belinfante
koos als zijn nummer 1: Midnight Special (1970/1974):

‘Ere wie ere toekomt, mijn nummer 1 is Midnight Special. Huib heeft bij zijn nr9 het lied en ons arrangement treffend beschreven. Ik wil het hebben over leven met het nummer.
Ik weet niet of ik het echt het allerleukste of allermooiste nummer vind, maar één ding is zeker: het is ons allerpopulairste nummer. Een optreden van CCC is ondenkbaar zonder Midnight Special. Dat is zo geweest vanaf het moment dat we het voor het eerst speelden. Al heel gauw begonnen de mensen er om te vragen, er om te roepen, soms werd er in alle stiltes tussen de nummers om geschreeuwd. Daardoor krijg je als bandje een heel speciale band met  het lied. Een soort van huwelijk. Je bent trots en dankbaar maar het aanvankelijk spontane enthousiasme waar ons arrangement op dreef veranderde toen het een Verplicht Nummer werd.  Hadden Huib en ik eerst in de intro naar hartelust door elkaar heen getoeterd, met het volle geloof in het wonder van de opwinding die dat teweeg bracht, naarmate de druk toenam om er weer het allerswingendste moment van de avond van te maken, begonnen we ons geloof te verliezen.

Scheiden was onmogelijk. We probeerden een paar concerten zonder Midnight Special maar t was duidelijk dat we dan een teleurgesteld publiek naar huis lieten gaan. Dat was geen optie. Er zat niks anders op dan onze relatie met het lied te onderhouden door eraan te werken. Er kwam een structuur in de intro waar we ons aan vast konden houden. Ik leverde met tegenzin mijn ad lib mondharmonica-moment in en de intro  werd Huib zijn showpiece.
Dat was duidelijkheid en daar houdt het publiek van. Maar nu kwam de druk van het roepende publiek helemaal op Huib zijn schouders te liggen. Daarom moest hij zichzelf en Ernst zijn wasbord natuurlijk goed kunnen horen. Dat was vaak een probleem. Versterkt spelen is best lastig. Je bent afhankelijk van techniek en akoestiek. Meestal was het geluid op het podium niet optimaal, maar een compromis tussen wensen en mogelijkheden. Het optreden kan dan een gevecht tegen de materie worden. Dat ondermijnt het geloof in de performance. Zo werd ons meest succesvolle, van begin tot eind met sensatie gevulde nummer toch elke keer een met onzekerheid en gevoeligheden beladen waagstuk.
 
De komst van een drummer maakte het er niet beter op. De allerlaatste maat van  de intro bevat twee extra tellen. Daarna moest de drum invallen. Dat was en bleef een onzeker moment. Tijdens onze ‘afscheids’tournee meenden we de impact van het lied nog te verhogen met een acrobatische toer die precies op dat wankele moment moest plaatsvinden. In de drumroffel na de twee extra tellen sprong Jaap vanuit het donker over de vleugelpiano om te landen op de eerste tel van het gezang. Dat werd de volgende ingebouwde moeilijkheid. Ik herinner me een gelegenheid waarbij de drummer zijn roffel wel héél aarzelend inzette, waardoor Jaap iets te laat afsprong, aan de vleugel bleef haken, ondersteboven door de lucht zeilde en op het podium terechtkwam.
Er was ook iets met de zang. In de loop der jaren heb ik mijn stem steeds beter leren beheersen. Dat heb ik natuurlijk ook op Midnight Special toe willen passen. Dat is een hele strijd geweest, die ik verloren heb, want zodra het lied inzet schiet mijn stem terug naar 1967. Het enige wat ik kan doen is mij inhouden, inhouden, inhouden opdat ik niet een week later nog schor ben. Bij iedere nieuwe serie concerten moet ik daar weer opnieuw, te laat, achter komen.
Pas de laatste jaren, door de komst van digitale geluidstechniek en een mengelman, Alex Cailliau, die een baken van rust is, en misschien ook door onze leeftijd, hebben we genoeg vertrouwen om het nummer gewoon zijn werk te laten doen.

Dat was een beknopte en onvolledige geschiedenis van mijn leven met Midnight Special. Ik denk dat ieder bandlid zijn eigen geschiedenis heeft met het lied. Allemaal om het lied levend te houden en het even sensationeel te laten klinken als het altijd gedaan heeft.’

Midnight Special (Trad.), de onverkorte versie, opgenomen december 1970 in de Bovema Studio, Haarlem, onder de productie van Wim Noordhoek en Rik Zaal en verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017, Vol. III, To Our Grandchildren en op het gelijknamige album (1971)

Jaap van Beusekom, zang; Joost Belinfante, zang, mondharmonica; Huib Schreurs, mondharmonica; Ernst Jansz, wasbord samenzang; Jan Kloos, gitaar; Appie Rammers, basgitaar

 

Midnight Special (Trad.) live met drums, opgenomen 19 augustus 1974 in het Shaffy Theater in Amsterdam, productie Boudewijn de Groot, verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017,  Vol. VI, CCC For Ever, en op het gelijknamige album (1974)

Jaap van Beusekom, zang; Joost Belinfante, zang, mondharmonica; Huib Schreurs, mondharmonica; Ernst Jansz, wasbord; Jan Kloos, gitaar;  Johnny Lodewijks, drums; Peter de Vries, basgitaar

 

Ernst Jansz koos als zijn nummer 1: Mr. Tambourine Man (1967):

In de derde klas van het Montessorilyceum Amsterdam, het was 1963 en ik was 15, kwam er een nieuwe leerling op school, die nogal opzien baarde. Zijn naam was Joost Belinfante. Zijn vader was de nieuwe rector magnificus van de Universiteit van Amsterdam en daarom waren zij van Den Haag naar Amsterdam verhuisd. Joost zag er altijd piekfijn uit, nu eens in kostuum, dan weer in een hagelwit spijkerpak. Binnen de kortste tijd werd hij gekozen tot voorzitter van de schoolvereniging, die hij trouwens zelf had opgericht.

Ik had in die tijd niet veel contact met hem, maar enige tijd later belde hij me op. ‘Ik dacht zo dat wij het wel goed zouden kunnen vinden samen’, zei hij, nadat hij zijn naam had genoemd. ‘Heb je vanmiddag tijd?’
Ik was overdonderd, ik kende hem nauwelijks, maar een half uur later kwam hij voorrijden, in de auto van zijn vader.
Zo heb ik hem leren kennen.

Op een middag kwam ik bij mijn beste vriend Huib Schreurs op bezoek en zat ik op de keldertrap te kijken hoe hij mondharmonica speelde en Joost viool, ze zaten samen in een bandje met anderen die ik niet kende en waren aan het oefenen. Ik voelde me een buitenstaander, jaloers op de manier waarop zij met elkaar muziek maakten.

Het was voor mij een zware tijd. Mijn vader was overleden en ook mijn geliefde had mij verlaten. Ik twijfelde regelmatig aan de zin van mijn bestaan en de keldertrap maakte het er niet beter op.
Ineens keek Joost mij aan, zijn hoofd een beetje schuin, peinzend, schattend. ‘Heb jij zin om wasbord te spelen? Ik denk zo dat jij dat wel zou kunnen.’ 

Dat bandje, de muziek, heeft mij gered, daar ben ik stellig van overtuigd. En ja, Joost, ik ben hem eeuwig dankbaar. Ik mocht in zijn bandje, volgde hem naar Brabant, waar ik, temidden van de bossen en de muziek, mij een thuis heb gevonden.

Hier is hij te horen, 1967, zoals hij toen was, de man, de jongen, in een liedje van Bob Dylan. Mijn nummer 1.

Hey, Mr. Tambourine Man, play a song for me
In the jingle jangle morning I’ll come following you’
 
Mr. Tambourine Man (B.Dylan), opgenomen 1967 in Amsterdam door Joost Belinfante, verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017, Vol. I, De eerste opnames 1967 (2017)
 
Joost Belinfante, zang, gitaar
 

 

Jaap van Beusekom koos als zijn nummer 1: Ooit dachten wij dat (1983/1984):

‘Op 9 maart 1983, in het koude en verlaten vakantiepark Aqua Delta te Bruinisse, Zeeland, zag een ambitieus project van Huib het leven, Ooit Dachten Wij Dat, een nogal grimmig en donker Wagneriaans lied. Uiteindelijk zou dat uitmonden in een uitvoering in Paradiso op 23 oktober 1984 met onder meer een koor van 100 popmuzikanten en een onschuldig kinderkoor met de tekst Misverstand. 1983 was het jaar dat Doe Maar op het hoogtepunt van zijn populariteit was en al snel hadden de plaatselijke bakvisjes in de gaten dat Ernst in het vakantiehuisje bivakkeerde. We maakten de keukenramen ondoorzichtig door de damp van een kokende waterketel die de ruiten bewasemende. Het muziekproject was een kleine wraak van Huib op de popmuziek met zijn toen nog heersende idealen en een volstrekt onrealistische wereldbeeld dat breed werd aangehangen.
Ooit dachten wij dat, misverstand
Hij kon het weten als directeur van Paradiso. Ook wij konden het weten. Samen wonend in een commune bediscussieerden wij het Rapport  ‘Grenzen aan de Groei’  van de ‘Club van Rome’ uit 1971, waarin gewaarschuwd werd voor de bevolkingsgroei en de uitdijende industriële productie. De samenvattende conclusie van het rapport was dan ook “De mensheid kan niet blijven doorgaan zich met toenemende snelheid te vermenigvuldigen en materiële vooruitgang als hoofddoel te beschouwen, zonder daarbij in moeilijkheden te komen
De Nederlandse bevolking telde in 1971 13 miljoen inwoners en de wereldbevolking 3.5 miljard. Thans telt Nederland een kleine 18 miljoen inwoners en telt de wereldbevolking er 8 miljard.
Ooit dachten wij dat, misverstand
Toen wij in 1973 met de bandbus tijdens de oliecrisis over de lege snelwegen reden werd door premier Den Uyl verkondigd dat de wereld van voor de oliecrisis nimmer terug zou komen.
Ooit dachten wij dat, misverstand
Er is in de geschiedenis van de mensheid geen generatie geweest die in leven zulke grote lokale, mondiale en technologische veranderingen heeft meegemaakt als de onze. Tegelijkertijd heeft de westerse samenleving zich ontdaan van de religie waaruit haar cultuur eeuwen geleden is ontsprongen en waarbinnen zij zich ontwikkeld heeft.
Alles ingeruild voor woke, ras, data en logaritmes.
Ooit dachten wij dat!
en God?
Misverstand!’

Amstelveen 6 februari 2021

Ooit dachten wij dat 1983 (CCC Inc.): Joost Belinfante, koorzang, mandoline, synthesizer, drumcomputer; Jaap van Beusekom, koorzang; Ernst Jansz, koorzang, toetsen, open haardkap; Jan Kloos, koorzang; Huib Schreurs, koorzang

Opgenomen in Bruinisse, maart 1983, verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017, Vol. VIII, Speed & Intensity en op het gelijknamige album (1990)

 

Ooit dachten wij dat 1984 (CCC Inc.): Joost Belinfante, drumcomputer; Jaap van Beusekom koorzang; Ernst Jansz, dirigent popmuzikantenkoor; Jan Kloos, koorzang; Huib Schreurs, productie
Verder:
Wim Noordhoek, presentatie
Johnny van Doorn en Cor Galis, commentaar
Dameskoor: Aggie, Ria Brieffies, Maja van de Broecke, Danny, Neel van der Elst, Margriet Eshuijs, Regien Gorter, Angela Groothuizen, Anita Heilker, Ig Henneman, Josée van Iersel, Jerney Kaagman, Hanneke Kappen, Angéla Kramers, Julya Lo’ko, Maggy, Will Manusama, Dianne Marchal, Maggie McNeal, Esther Oosterbeek, Francis Parimusa, Sandra Reemer, Ansje Rietbergen, Bobbie Rossini, Mathilde Santing, Tineke Schoemaker, Monica Tjen A Kwoei, Moniek Toebosch, Stan Wijnans, Patty Zomer, Floor van Zutphen, Jolanda Zwartjes.
Mannenkoor 1: Ferdinand Bakker, Tom Barlage, Jaap van Beusekom, Martin van Duinhoven, Willem Ennes, Rinus Gerritsen, Leon Giesen, Boudewijn de Groot, Jan Hendriks, Friedrich Hlawatsch, Jan Kloos, George Kooymans, Thé Lau, Ton Lebbink, Thijs van Leer, Kaz Lux, Erik Mesie, Arnold Mühren, Zeth Mustamu, Fred Piek, Jan Pijnenburg, Daniel Sahuleka, Robert-Jan Stips, Jan Piet den Tex, Cees Veerman, Bram Vermeulen, Hans Vermeulen, Henny Vrienten, Edward B. Wahr, Rob Winter, Joost Witte, Cesar Zuiderwijk.
Mannenkoor 2: Armand, Nico Arzbach, Cor Bolten, Theo Bolten, Antonie Broek, Herman Brood, Koos Cornelissen, Åke Danielson, Louis Debije, Tony Delmonte, Rob van Donselaar, Ad Droese, Hans Dulfer, Polle Eduard, Harry Hardholt, Jan de Hont, Klaas Jonkmans, Jakob Klaasse, Jacques Klöters, Pim Kops, Danny Lademacher, Robbie van Leeuwen, Ferry Lever, Hans van der Lubbe, Huub van der Lubbe, Jan Rietman, Jan Rot, Bert Ruiter, Peter Schneider, Jan Willem Sligting, Jaap van der Sluis, Wally Tax, Henk Temming, Emile den Tex. Alle koren o.l.v. Ernst Jansz
Een sectie van het Concertgebouworkest met o.a. Henk Barendregt, Carel Alphenaar, Werner Herbers en Vera Vingerhoeds, o.l.v. Jeroen Goldsteen
Het Petersschool Kinderkoor o.l.v. Ben Spoorman
H
et Amsterdams Mandolineorkest o.l.v. Carlo Malizia

Opgenomen in Paradiso, Amsterdam, op 23 oktober 1984 door de VPRO, verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017, Vol. XII, Oddities (2017) en als Videoregistratie (Jeanne Dugour, 1984) in dezelfde box, Vol. XIV, De beelden (2017)

 

23 oktober 1984 Paradiso Amsterdam. Ooit dachten wij dat. Te herkennen zijn vlnr: Edward B. Wahr, Huub van der Lubbe, Fred Piek, Jaap van Beusekom, Ton Lebbink, Jan Pijnenburg, Hans Dulfer, Jan-Piet den Tex, Tom Barlage, Jan Hendriks, Henk Barendregt. Foto Molly Mackenzie

23 oktober 1984 Paradiso Amsterdam. Ooit dachten wij dat. Het kinderkoor en vlnr de dirigenten Ben Spoorman, Ernst Jansz en Jeroen Goldsteen. Foto Molly Mackenzie

 

Huib Schreurs koos als zijn nummer 2: The Visitor (1974):

‘I am a simple merchant sir, singing is my trade.
Het is een mooie zin om een lied mee te beginnen.
In die tijd, lang geleden, reisde ik regelmatig heen en weer van onze boerderij in Neerkant naar de grote stad. Toen ik een keer terugkwam en me naar de studio begaf, oefenden daar Jaap, Jan (Kloos), Joost en Ernst een nieuw nummer, The Visitor. Wat wij studio noemden, overigens, was een tochtige schuur die tegen de deel gebouwd was en die wij als oefenruimte gebruikten. Meer dan een oude Sony bandrecorder hadden we niet.
Het lied klonk geweldig. Het spel en geluid van banjo en gitaar mengden prachtig en vanzelfsprekend en Joost en Ernst zongen tweestemmig hoog en helder.
De oerband van de popmuziek bestaat uit een bassist en een drummer en twee gitaristen waarvan een de zanger is. Zo niet bij ons. Wij begonnen met een theekistbas en een wasbord, akoestische gitaar, banjo, viool en mondharmonica. Later kwam daar de piano nog bij en heel lang was het zo, dat in de meeste nummers elk instrument een solo kreeg.
Bij The Visitor kon dat niet, het zou het lange instrumentaal van banjo en gitaar storen. Zoals het lied die dag in de studio was, was het goed.
Van toen af is het bij alle optredens met groot succes gespeeld. Altijd een gewijd moment, totdat de stemmen van Ernst en Joost de hoogte niet meer haalden. Met het ouder worden slinkt het bereik van de stem en in de hoogte gaat hij schril klinken. Hoe jammer.
Maar ik blijf tevreden over mijn bescheiden bijdrage aan een mooi gespeeld en gezongen lied door niks te doen.

Van het lied hebben we maar twee opnamen. Een staat op onze eerste lp uit 1970 en een op de live elpee uit 1974. Ik kies de laatste.’

Klik hier voor de tekst van Joost Belinfante

Joost Belinfante, zang; Ernst Jansz, zang; Jaap van Beusekom, 5-snarige banjo, Jan Kloos gitaar

The Visitor (Belinfante/Van Beusekom/Jansz), opgenomen 19 augustus 1974 in het Shaffy Theater in Amsterdam, productie Boudewijn de Groot, verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017,  Vol. VI, CCC For Ever, en op het gelijknamige album (1974)

 

Joost Belinfante koos als zijn nummer 2: Gipsy Davy (1967):

‘Gipsy Davy overviel me. Ik had het lied gekozen aan de hand van de herinnering aan het speelplezier. In mijn herinnering speelden we het met de band en zongen we opgewekt meerstemmig met mandolinen e.d. Ik wist niet meer wie de eerste stem zong.
Nu heb ik het beluisterd op onze multiCD Box. Het is heel anders. We hebben het niet met de band gespeeld. Ik zing het helemaal alléén met mijn gitaar. Ik heb het niet heel vaak gezongen, alleen in die tijd waaruit deze opname stamt. Toch heeft het een levenslange dierbare, maar verkeerde herinnering achtergelaten terwijl ik de werkelijke herinnering volkomen vergeten ben.
Hoe kan zoiets gebeuren? Waarom dít lied? Laat ik proberen om ‘a la recherche du temps perdu’ uit deze verkeerde en vergeten herinnering een geloofwaardig verleden te construeren.  
Ik kende het lied van een oude opname van Woody Guthry. Ik leerde in die tijd net een beetje gitaar spelen, en dit was het eerste lied waarbij ik precies had uitgezocht wat Woody nou eigenlijk deed op zijn gitaar. Het was een heerlijk swingend slagje. Ik kon er geen genoeg van krijgen.  Als het goed ging leek mijn gitaar in een heel orkestje te veranderen. Vandaar wellicht de foutieve herinnering aan het spelen met de band.
Dat kan ook geholpen hebben bij het op afstand plaatsen van het lied. Ik herinnerde mij immers niet, het zèlf gezongen te hebben. Dat kan aan de inhoud van het lied gelegen hebben.
Het is een meer dan 200 jaar oud lied dat vanuit Engeland naar Amerika is overgestoken. Een man komt thuis, vraagt naar zijn vrouw. Die is weggelopen, met de Zigeuners en hun muziek mee. Hij er achter aan op zijn snelste paard. Na een dagrit treft hij haar stralend aan bij een kampvuur waar zij zingt en danst, betoverd door de klank van de grote gitaren en het lied van de Gypsy Davy.
De man smeekt haar met hem mee naar huis te komen en hèm, en haar baby, niet in de steek te laten. Zij piekert er niet over. De tranen biggelen over haar wangen als ze aan haar baby denkt, maar ze is vastbesloten: ze gáát met de muziek mee en zingt het lied van de Gypsy Davy.
Toen ik dit lied zong, eind jaren 60, had ik juist besloten mijn leven aan de muziek te wijden. Ik was die vrouw die besloot met de muziek mee te gaan. En ik was ook de Gipsy Davy zelf natuurlijk.
Nu, meer dan een halve eeuw later, zie ik vooral het verdriet van de vrouw die haar kind achterliet en leeft met een levenslange leegte. Maar de reden waarom ik vergat dat ik het lied zelf gezongen had, is waarschijnlijk het kind, de blue eyed baby. Dat ben ik namelijk ook zelf. Ik was 11 toen mijn moeder mij definitief verliet. Dat was een traumatische gebeurtenis waaraan een mens liever niet herinnerd wil worden.  
Het zou kunnen. We zouden het lied toch eens met de hele band moeten spelen.’

Joost Belinfante, zang en gitaar

Gipsy Davy (Trad.), opgenomen Amsterdam 1967 door Joost Belinfante, verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017, Vol. I, De eerste opnames 1967 (2017)

 

Ernst Jansz koos als zijn nummer 2: Slaapliedje (2020):

‘Het Slaapliedje is een fenomeen. Niet alleen is het het enige eigen nummer (Huib schreef het) dat sinds begin jaren 70 meer dan 50 jaar heeft standgehouden in ons live-repertoire, het is ook qua structuur een bijzondere compositie.
Je zou kunnen zeggen dat het lied voor een essentieel deel is opgebouwd uit stilte.
Want ja, stilte. Een belangrijke factor die, zeker in de popmuziek, helaas veel te vaak wordt veronachtzaamd. En vooral sinds de jaren 80, toen de tijd steeds schaarser begon te worden. Alsof ze de wereldklok in een ander, sneller ritme hadden afgesteld. Iedereen had ineens haast en zeker geen tijd meer voor een behoorlijke stilte. En dat is jammer, want ik ben zelfs gaan geloven dat de stilte, tussen de tonen bijvoorbeeld, meer zegt dan de tonen zelf, of althans, dat de stilte de tonen hun betekenis geeft, een reden van bestaan.
Zoals Huib na een lange adempauze in het Slaapliedje met slechts één op zijn concertina gespeelde noot meer zegt dan een heel orkest. Ik weet niet wat voor gedachten en beelden hij met die noot meestuurt, de zaal in, en die er helemaal mee vult. Dat is zo’n moment waarvan mensen later zeggen: je kon een speld horen vallen.
Want zo gaat het: je stuurt met je muziek gedachten en beelden de zaal in, verpakt in een klank en iets gaat resoneren bij de toehoorders, iets waardoor eigen gedachten en beelden lostrillen, beelden die misschien jaren lang vergeten waren, waaraan niet meer is gedacht. Zonder die beelden is muziek betekenisloos, glijdt zij af en verdwijnt zij in stoffige hoekjes en niemand die zich haar later nog herinnert.
Die ademloze stilte valt er elk optreden, bij elk publiek, als we het Slaapliedje spelen, keer op keer. Het lied blijkt een magisch moment te kunnen aanjagen.

Ik koos voor de versie, gespeeld tijdens het allerlaatste optreden in ons bestaan tot nu toe, daags voordat het vervolg van onze tour van hogerhand werd verboden. 28 februari 2020, P60, Amstelveen. Het leek wel of daar alles bij elkaar kwam, 55 jaar samen, lief, leed en broederschap. Luister en huiver.’

Klik hier voor de tekst

Huib Schreurs, zang, concertina; Joost Belinfante, viool; Jaap van Beusekom, 5-snarige banjo; Ernst Jansz, piano, samenzang; Jan Hendriks, gitaar; Richard Wallenburg, bas

Slaapliedje (Schreurs), opgenomen 28 februari 2020 in P60, Amstelveen, techniek Alex Cailliau, mix en mastering Ernst Jansz, verschenen op CCC live 2020 (2021)

 

Jaap van Beusekom koos als zijn nummer 2: Meisjesnamen (1991):

‘Op de cd Oddities (CCC Box 1967-2017 Vol. XII) staat als 10e een merkwaardig nummer. Meisjesnamen. Onder begeleiding van een door Joost gespeeld hoogst eigenaardig fluitje (ik kan mij verder geen enkel CCC-nummer herinneren met een fluitje) zingen wij in canon een lied waarvan de tekst bestaat uit een dertigtal namen van vrouwen en meisjes. De namen haalden wij zowel uit onze eigen omgeving als uit de geschiedenis waarbij de historisch oudste naam Cleopatra is. Ik herinner mij alleen nog de hilariteit bij het verzamelen van de namen. Hoe we op het idee kwamen weet ik niet meer maar hoogst eigenaardig is het wel. Aan het begin van het nummer hoor je ons praten over ‘creativiteit’ en ‘artistiek’ en je hoort de kerkklokken van de kerk in Mechelen, Limburg waar we in 1991 een huisje hadden gehuurd maar dat biedt weinig aanknopingspunten over het hoe en waarom. Was het een ode aan de vrouw? Wel gaat er een zekere poëzie vanuit. Hadden we Jan, Piet, Klaas en Gerrit als namen gebruikt dan was er niets van over gebleven en was het hoogstens een drinklied geworden. Ook lijken wij het uiterst serieus te nemen, zingen we de namen met de grootste omzichtigheid en toewijding en gaan de in canon gezongen namen door elkaar heen lopen. Het instrumentale tussenstukje met dat eigenaardige fluitje heeft een wat oriëntaals karakter, wat de sereniteit van deze merkwaardige opsomming van namen versterkt. Het krijgt welhaast een religieuze betekenis. En wat doet de naam van Marie Antoinette er in hemelsnaam tussen? De naam van een Franse koningin die in 1793 op 37jarige leeftijd onthoofd werd onder de guillotine. Ook al een raadsel!

Jaap van Beusekom, Amstelveen 12 januari 2022

Joost Belinfante, zang, fluit; Jaap van Beusekom, zang, 5-snarige banjo; Ernst Jansz, zang, Jan Kloos, gitaar; Huib Schreurs, zang

Meisjesnamen (CCC Inc.), opgenomen 24/25 oktober 1991, Mechelen, Z-Limburg, verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017, Vol. XII, Oddities (2017)

 

Huib Schreurs koos als zijn nummer 3: Wayfaring Stranger (1991).

‘Veel van de liedjes die we spelen zijn van tijden en plaatsen waar wij nooit waren.

Een soldaat, die als een van de weinige jongemannen de onuitsprekelijke verschrikkingen van de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog overleefd heeft, keert na afloop van de oorlog in 1918 terug naar zijn dorp op het platteland van Frankrijk, waar zijn vriendin bevalt van een zoon. Een herder biedt aan de pasgeborene te zegenen en neemt het kind in zijn armen. Zijn ram komt naderbij en begroet het als een nieuwgeboren lam. Dan spreekt de herder zijn gebed.
Child, said the shepherd, all my life I have been a herdsman. You, little one, are going to enter the great flock of men to realize your dreams.
First, I say to you: here is the night, there are the trees, there are the animals; soon you will see the day. Now you know all.
And more, if God hears me, he will give to you the gift of loving slowly, slowly in all your loves, as the farmer grips the plough and furrows more deeply every day …
And you will love the stars.
Het is een fragment uit de roman Le grand troupeau van Jean Giono uit 1931, dat ik vond in een boek van Jay Winter over de verwerking van de Eerste Wereldoorlog in de Europese culturele geschiedenis, Sites of Memory, Sites of Mourning (1995).
Het fragment raakt en ontroert me en het verbeeldt ondanks alle ellende die die oorlog bracht hoop in het hier en nu.

Anders ligt dat bij Wayfaring Stranger, een white spiritual uit het protestants-christelijke Zuiden van de Verenigde Staten in de eerste helft van de 19e eeuw. Ik stel me het lied voor door de gemeente gezongen in zo’n afgelegen kerkje als soms is te zien in een Western.
I’m a poor wayfaring stranger, travelin’ through this world of woe,

I know dark clouds, will gather on me,
I know my way, my way is rough and steep,

I’m going there, to see my Father,
I’m going there, no more to roam,
I’m only go, going over Jordan,
I’m only go, going over home.
Hoop in dit leven is er niet.
Bij optredens speelt Jaap het lied alleen. Hij begeleidt zichzelf op de autoharp. In de instrumentale delen speelt Jan (Hendriks) soms een kort loopje op de gitaar. Dat is al. De autoharp klinkt enigszins als een orgel. Het is indrukwekkend, de tranen springen je in de ogen.

De lezer en luisteraar waren er in 1918 en in de eerste helft van de 19e eeuw niet bij, maar wat prachtig en overtuigend allebei.

Voor deze top-tien kies ik voor de charme van een opname uit 1991, toen wij het lied voor het eerst met z’n allen speelden. Jaap heeft z’n twaalfsnarige gitaar een toon lager gestemd, wat een vergelijkbaar zoemend orgel-effect geeft als de autoharp.’

Jaap van Beusekom, zang, 12-snarige gitaar; Joost Belinfante, trommel; Ernst Jansz, accordeon; Huib Schreurs, mondharmonica; Jan Kloos, akoestische gitaar

Wayfaring Stranger (trad.), opgenomen 24/25 oktober 1991, Mechelen, Z-Limburg, verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017, Vol. IX, Jan (2017) en op het gelijknamige album (2001)

 

Joost Belinfante koos als zijn nummer 3. French Blues (1969):

‘Toen Cor van Sliedregt niet meer in de band zat, verdween French Blues van het repertoire. Ik vond dat jammer. Het was één van de leukste nummers om te spelen. Waarom?
Ten eerste de vorm, met die solo-brakes. Die maken het altijd spannend en vaak verrassend. Voor ons, en voor het publiek.
Ten tweede het wasbord met die koebel. Niet alleen zijn Ernst zijn brakes opwindend, ze verzorgen ook een volkomen authentiek washboard-band geluid. Dichter dan dit hebben wij dat nooit benaderd.
 Dan de combinatie van banjo, 12-snarige gitaar en mandoline. Het klinkt als een nickelodeon. Een nickelodeon is een automatisch orkestje. Meestal een piano en enige andere instrumenten. Ze bestonden met automatische violen, gitaren, mandolines, trommels en accordeon. Ik heb ze zelfs met trompetten en klarinetten gezien. Ze werden in cafés en danszaaltjes als jukebox en dansorkest gebruikt. Door de ruige omstandigheden was de stemming vaak niet optimaal waardoor de klank enigszins blikkerig kan zijn. Hoewel er echte instrumenten in het apparaat zijn ingebouwd, is de klank goed te onderscheiden van een mensen orkestje. Ik hou van die klank.
Tenslotte de mandoline. In het boek bij onze CDbox staat dat ik die bespeel. Potverdorie, wat speel ik daar een strakke en razendsnelle tremolo! Ik word alsnog door mijn vroegere zelf verrast, sterker zelfs, ik kan eigenlijk niet geloven dat ik dat was.’

Jaap van Beusekom, zang, banjo; Joost Belinfante, mandoline; Ernst Jansz, wasbord; Huib Schreurs, kazoo; Frank Hoogkamer, theekistbas; Cor van Sliedregt, 12-snarige gitaar

French Blues (trad.), opgenomen door Lennaert Nijgh in Heemstede, 1969, verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017, Vol. II, De VPRO en Nijgh-tapes (2017)

 

Ernst Jansz koos als zijn nummer 3. Let It Be Me (1992):

‘In 1970 werden wij gevraagd om voor het programma Woord voor woord van wat toen nog het IKOR heette, muziek te schrijven bij teksten uit het Hooglied van Salomo, vertaald door Judith Herzberg. Het verzoek kwam van Karel Eykman, jeugdpredikant en collega van Jaap’s vader die dominee was. Wij zetten ons vol enthousiasme aan het karwei. Ik herinner mij liedjes als: Keer om mooi meisje keer om, Je zoenen zijn zoeter dan honing, Jongens hangen aan je lippen, dat soort teksten, een modere versie van het bijbelse lofdicht op de liefde. Men had bij het IKOR (Interkerkelijk Overleg inzake Radioaangelegenheden) al een idee wie de liedjes zouden gaan zingen: Sandra Reemer en Ernst Jansz. Dit waarschijnlijk vanwege hun exotische uitstraling, wat men voor deze teksten, toch oorspronkelijk afkomstig uit het Midden-Oosten en ja, wat doen die paar kilometertjes naar Indonesië er dan nog toe, wel toepasselijk vond.
Daartoe kwam Sandra ons een paar keer opzoeken in onze muziekcommune. We oefenden en het klikte. De tweede keer dat ze kwam nam ze een kadootje voor me mee. Vijf letterdobbelstenen in een doosje, waarmee ze het woord ERNST had gevormd.
Toen het er op aankwam bedankte ik, onzeker van mijn eigen zangcapaciteiten, voor het zanggedeelte en werd dat uiteindelijk vertolkt door een of andere acteur die wel goed kon zingen, maar ook heel erg lelijk. Vond ik natuurlijk.

Toen wij in 1992 voor ons 25-jarig bestaan een jubileumconcert zouden gaan geven in De Melkweg, Amsterdam en daarvoor gasten verzamelden die in onze carrière een rol hadden gespeeld, stond er naast Boudewijn de Groot, Henk Hofstede en Fred Piek ook Sandra Reemer op ons lijstje.
En ja, ze wilde graag meedoen. Ze stelde, waarschijnlijk niet zomaar, het nummer Let It Be Me (laat mij het zijn) voor, oorspronkelijk van Gilbert Bécaud, in de Engelse versie beroemd gemaakt door de Everly Brothers.
Het gedenkwaardige concert vond plaats op 21 december 1992. Joost had speciaal voor de gelegenheid een toepasselijke versie gemaakt van Nederwiet (hier te beluisteren) en we werden bijgestaan door de drie overige leden van Doe Maar: Jan Hendriks, Jan Pijnenburg en Henny Vrienten. Dezelfde muzikanten stonden samen met de CCC op het podium voor een wat mij betreft ontroerende uitvoering van Let It Be Me.’

Sandra Reemer, zang; Ernst Jansz, zang, piano; Jaap van Beusekom, dobro; Joost Belinfante, koorzang; Jan Hendriks, elektrische gitaar; Jan Pijnenburg, drums; Henny Vrienten, basgitaar

Let It Be Me (Bécaud), opgenomen op 21 december 1992 in de Melkweg, Amsterdam, techniek Gé van den Donk, verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017, Vol. X, Optredens en vakantiehuisjes (2017)

 

Jaap van Beusekom koos als zijn nummer 3. Marquise (1974/1984):

‘Toen CCC in 1974 stopte, moesten er plannen worden gemaakt voor een verdere muzikale carrière. Een succesvol voorbeeld was het instrumentale werk van Mike Oldfield, uitgebracht op de elpee Tubular Bells. Dat album had hij opgenomen in de studio The Manor in Chipton-on-Cherwell in Oxfordshire vlak voor wij daar aan de slag gingen voor de opnames van onze LP Castle in Spain. Het leek een goed idee om ook een muziekstuk te maken waarin ik al mijn instrumenten zou kunnen gebruiken. Dat werd het ruim 7 minuten durende instrumentale Marquise, later Marquise 1 genoemd omdat het walsje uit het slotstuk ervan in 1984 als Marquise 2 opnieuw werd opgenomen voor de elpee Van Beusekom. Het hoofdinstrument met het leidende muzikale thema werd uiteraard de banjo en zo gingen wij aan de slag in een kleine kamer van Huib’s huis in de Hondecoeterstraat in Amsterdam. Om de compositie op een demonstratieband te kunnen zetten hadden we de beschikking over Huibs bandrecorder, een half-spoor Revox A77. Met medewerking van ex-bandleden Jan (Kloos) op gitaar en Ernst op piano en accordeon en na talloze avonden oefenen, opnemen, indubben en koppen schoonmaken waren we klaar. Met wat toen technisch mogelijk was is het een mirakel dat de opname op de demoband uiteindelijk nog steeds behoorlijk goed klinkt. Maar toen moest het muziekstuk nog naar de platenman worden gebracht. Diverse platenmaatschappijen en muziekuitgeverijen werden bezocht maar de reacties waren zonder uitzondering afwijzend want commercieel niet te verkopen. Dat overkwam Mike Oldfield trouwens ook maar die werd uiteindelijk gered door Richard Branson die er zijn eerste kapitaal voor Virginrecords mee vergaarde. Mijn uitzondering die er wel wat in zag bestond in de persoon van Roy Beltman, de muziekproducer van BZN. In de Wisseloord Studio’s in Hilversum zette hij onder het thema van Marquise een stevige discobeat zoals die in die tijd erg populair was. Het resultaat was, hoe zal ik het zeggen, van muzikaal dik hout zaagt men planken. De single werd in 1976 uitgebracht en deed natuurlijk helemaal niets. De B-kant, Nighttime in the city, was merkwaardig genoeg lange tijd te horen onder de rubriek ‘Doelpunt van de week’ van Studio Sport.

Marquise, een goed idee in Schoonheid gestorven maar nu hier in zijn oorspronkelijke versie te beluisteren (Marquise 1), samen met het uittro, zoals dat op de elpee Van Beusekom verscheen (Marquise 2).’

Jaap van Beusekom, Amstelveen 26 oktober 2021    

Marquise 1 (Beusekom/Jansz/Schreurs), opgenomen 1974 in de Hondecoeterstraat in Amsterdam, verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017, Vol. XII, Oddities (2017)

Jaap van Beusekom, 5-snarige banjo, dobro, pedal steel; Ernst jansz, piano, accordeon; Jan Kloos akoestische en elektrische gitaar; Huib Schreurs, mondharmonica

 

Marquise 2 (CCC Inc.), opgenomen januari 1984 in de Marlstone Studio in Borgharen, Limburg met technicus Pierre Beckers en februari 1984 in de BMI Studio te Weert met technicus Erwin Musper, verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017, Vol. VII, Van Beusekom en op het gelijknamige album (1984)

Jaap van Beusekom, 5-snarige banjo, samenzang; Joost Belinfante: mandoline, samenzang; Ernst Jansz, keybord, synth. bas, accordeon, samenzang; Jan Kloos, gitaar, samenzang; Huib Schreurs, samenzang

 

Huib Schreurs koos als zijn nummer 4. Speed & Intensity (1980):

‘Jan (Kloos) had voorgesteld een tijdlang slechts één akkoord te spelen. Maar de opname, die we terugluisterden via Jan’s gitaarversterker, bracht weinig en klonk slap en vlak. Wat later, toen we hem nog eens afspeelden, hoorden we iets vreemds. De muziek golfde, ging van tátatata tátatata tátatata enz., met een sterk accent op de eerste tel. Soms was dat effect even weg, maar het kwam ook weer terug. Op Jan’s versterker bleek de schakelaar ‘speed & intensity’ aangezet. Hoe dat precies zit weet ik niet, maar je kon het effect in de stukken waar het wegviel terugkrijgen door zorgvuldig en voorzichtig heen en weer aan een knopje te draaien. We maakten er een spel van, wie kon het langst zo draaien dat het effect niet onderbroken werd. Ik, die in bijna alle takken van sport en spel een verliezer ben, won. Moi. Het is me altijd bijgebleven.

Over het lied (als je het zo noemen kunt) valt niks bijzonders te melden. Het levert vreugde noch verdriet en erop dansen gaat ook al niet. Toch intrigeert het. En misschien werkt het als je ‘s nachts buiten aangeschoten voor je uit staart, alleen en vrolijk noch treurig.

De melodie, die op ongeveer een kwart van de opname begint, speel ik op de concertina. Het is de melodie van een soort zeventiende-eeuws dansmuziekje dat ik die jaren bedacht.’

Joost Belinfante, trombone; Jaap van Beusekom, banjo; Ernst Jansz, wasbord, bassdrum; Jan Kloos, gitaar; Huib Schreurs, concertina

Speed & Intensity (CCC Inc.), opgenomen op 19/20 augustus 1980 in een vakantiehuis in Berlicum, verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017, Vol. VIII, Speed & Intensity en op het gelijknamige album (1990)

 

Joost Belinfante koos als zijn nummer 4. Farrell Blues (1984):

‘Huib kwam ermee. Hij had een langspeelplaat waar het lied opstond. Ik kan me niet herinneren dat we die opname hebben beluisterd. Huib legde uit hoe het moest. Voor mij had hij een heel simpel partijtje op m’n elektrische gitaar, alle coupletten hetzelfde. 
Ik heb geen idee waar het lied over gaat. Dat kan dus: dat je zo’n lied 200 keer op je best begeleidt, en aan de sfeer van het geheel ook een betekenis toekent, maar echt niet weet wat de zanger nou eigenlijk zegt. Zo luisterde ik ook naar de Stones en de Beatles, Bob Dylan zelfs. 
Ik verheugde mij wél altijd enorm op Farrell Blues. Het was heerlijk om te spelen. Waarom?
De gitaarpartij was heel effectief, alsof je aan de muziek meer toevoegt dan alleen de nootjes die je speelt. Deze toegevoegde meerwaarde bouwt een anti-zwaartekracht veld op, waardoor de muzikant, als het goed gaat, het gevoel krijgt enige nanometers boven het podium te zweven. Dat is verslavend. Bovendien was de partij zó eenvoudig dat ik hem altijd, zonder moeite, foutloos kon spelen. Dat is ook wel eens prettig.
In mijn herinnering speelde Ernst viool omdat de viool geheel ongeschoold moest klinken. Wat ik met mijn zes jaar vioolles niet voor elkaar kreeg.’

Huib Schreurs, zang, mondharmonica; Joost Belinfante, elektrische gitaar; Jaap van Beusekom, steelgitaar; Ernst Jansz, viool; Jan Kloos, wasbord

Farrell Blues (Charley Patton/Henry Sims),  op 14 januari 1984 in Rasa, Utrecht opgenomen, en gemixt in de Wisseloord Studio’s, Hilversum door Erwin Musper, verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017, Vol. X, Optredens en Vakantiehuisjes


Ernst Jansz
koos als zijn nummer 4. Dark As A Dungeon/Knockin’ On Heaven’s Door (1984):

‘Van Beusekom zou Jaap’s plaat worden. Hij had, nadat hij een aantal jaren als pedal-steelgitarist bij Electric Tear had gespeeld, veel solo opgetreden en daarbij genoeg repertoire verzameld voor een lp en wij, de CCC, gingen hem begeleiden. Het album mocht worden opgenomen bij Telstar, omdat men zich daar, na het succes van Doe Maar, wel een slippertje kon veroorloven, zei men, mits ik de plaat zou produceren. Dat is ook gebeurd. De opnames van de basistracks vonden januari 1984 plaats in de legendarische Marlstone Studio, in de gewelven van kasteel Borgharen, Limburg, met technicus Pierre Beckers.

Achterkant lp-hoes Van Beusekom, 1984

Bij Dark As A Dungeon, een klassieker over het leven in de kolenmijnen, aanvankelijk alleen en indrukwekkend vertolkt door Jaap op gitaar, haalde Joost bij het indubben in de studio van Johnny Hoes in Weert (met Doe Maar technicus Erwin Musper), de meest wonderlijke geluiden uit zijn synthesizer: het knarsen en piepen van de wielen van kolentreinen. Bij de daarna uit zijn hoge hoed getoverde perfecte waterdruppel in diverse toonsoorten, zaten we zo gebiologeerd te luisteren, dat we de opnameband te lang lieten doorlopen en zo een gedeelte van de gitaarpartij van het volgende nummer, op hetzelfde spoor, uitwisten. Knoppen als undo record of oeps! bestonden nog niet en zo loopt dus Dark As A Dungeon naadloos over in Dylan’s Knockin’ On Heaven’s Door, en wordt daar de gitaarpartij langzaam ingeschoven. De sequens, het steeds zich herhalend melodietje op de synthesizer (wij hadden wat met sequenzen in die tijd, maar puristen als we waren speelden we ze wel met de hand in) maakte de overgang compleet. Hier de twee volledige nummers, inclusief de knarsende wielen, de waterdruppels, de sequens en de koortjes. En die ongewilde, maar prachtige overgang. Een schitterende speling van het lot.’

Jaap van Beusekom, zang, gitaar; Joost Belinfante, Polysix, percussie, samenzang; Ernst Jansz, DX7 sequens, samenzang; Jan Kloos, gitaar; Huib Schreurs, mondharmonica, samenzang

Dark As A Dungeon/Knockin’ On Heaven’s Door (Travis/Dylan), opgenomen januari 1984 in de Marlstone Studio in Borgharen, Limburg met technicus Pierre Beckers en februari 1984 in de BMI Studio te Weert met technicus Erwin Musper, verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017, Vol. VII, Van Beusekom en op het gelijknamige album (1984)


Jaap van Beusekom
 koos als zijn nummer 4. Tater Patch (2007):

‘Ergens in North Carolina, rond 1910, stond Ike Leonard aardappels te rooien toen hij plotsklaps in zijn hoofd een melodie hoorde. Het verhaal gaat dat hij al zijn bezigheden staakte, zich naar huis spoedde en zijn banjo pakte om de tune te componeren. Tater Patch werd in een aardappelveldje geboren.
Later werd het instrumentale nummer vooral bekend als Fiddle-tune en nu maakt het deel uit van het repertoire van de Americana-niche, Old Time Music, een stijl die vooral bekend was begin twintigste eeuw.
De gitaar was in die tijd, buiten de grote steden, nog niet echt ingeburgerd zodat de meeste nummers werden gespeeld op banjo en fiddle (zie bij de rubriek Onze instrumenten De geschiedenis van de Folkgitaar). Deze instrumenten vormen muzikaal een perfecte combinatie wat eigenlijk best bijzonder is. De viool, een instrument uit de westerse cultuur en de banjo, oorspronkelijk afkomstig uit West Afrika. Old Time Music, een vroege muzikale samensmelting van twee culturen.

Joost vond het nummer in The Fiddlers Fakebook, The ultimate sourcebook of the traditional fiddler

                               
Jaap van Beusekom, Amstelveen 1 oktober 2021

Joost Belinfante, viool; Jaap van Beusekom, banjo

Tater Patch (Leonard), opgenomen 18 april 2007 door Joost Belinfante in zijn huis in Bussum, verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017, Vol. X, Optredens en Vakantiehuisjes

 

Huib Schreurs koos als zijn nummer 5. Willie Boy (1970):

‘Toch ook alweer lang geleden fietste ik in Amsterdam Buitenveldert langs een rij garages. Uit een ervan klonk luid een drumstel. Een jongen, natuurlijk.

Wij konden, omdat wij weinig lawaai maakten, als hobby muziekclubje gewoon bij iemand thuis oefenen. Joost en Jaap kwamen met nummers aanzetten, we spraken af hoe ze te beginnen, waarna we er ons met z’n allen op stortten. Met meesterlijke energie, vergelijkbaar met die van de beginjaren van de punk, maar dan vrolijker, onbevangener. Het idee ooit voor een publiek te staan bestond niet, in ieder geval niet bij mij.

De optredens kwamen er langzamerhand toch en steeds meer. Het maakte ons allemaal niet uit, zelfs drie sets tot diep in de nacht waren geen probleem. We konden kiezen uit een repertoire van, in mijn herinnering of verbeelding, zo’n 230 liedjes, dat ik netjes op enkele kladblaadjes uitgeschreven had. Een setlijst hadden we niet, soms riep iemand wat, soms ontstond er een discussie en als een nummer lekker was gegaan speelden we het gewoon meteen of later op de avond nog een keer. We vertelden verhalen en maakten grappen, waar we zelf vaak de slappe lach van kregen. Er was weinig geld, maar voldoende bier en de whiskyfles of een stick ging het publiek rond. Het was geweldig, maar zoiets kan helaas niet duren. Niemand houdt dit vol zonder in clichés te vervallen.

Een van de eerste nummers die we zorgvuldiger in elkaar staken was Willie Boy. 1969? Ik denk met vertedering terug aan de jongens die we toen waren.’

Jaap van Beusekom, zang, autoharp; Joost Belinfante, Gibson Les Paul; Ernst Jansz, samenzang; Jan Kloos akoestische gitaar; Appie Rammers, bas; Huib Schreurs, mondharmonica

Willie Boy (CCC Inc.), opgenomen december 1970 in de Bovema Studio, Haarlem, onder de productie van Wim Noordhoek en Rik Zaal en verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017, Vol. III, To Our Grandchildren en op het gelijknamige album (1971)

 

Joost Belinfante koos als zijn nummer 5. I’m Sorry (1969):

I’m Sorry vond ik altijd heel leuk om te spelen. Ik deed daar een heerlijke kazoopartij bij, de hele band swingde en rinkelde, maar het mooiste was eigenlijk: Cor.
Cor van Sliedregt, mede-oprichter van CCC, aandrager van veel repertoire, was een nogal serieuze persoon. Hij benaderde de muziek op welhaast wetenschappelijke wijze, wat wel ereis ten koste ging van de ongedwongen swing. 

Cor van Sliedregt, 1968 (foto Molly Mackenzie)


I’m Sorry
was zijn liedje. Dwz het enige liedje dat hij zong. Als hij het inzette met zijn 12-snarige gitaar (leve Leadbelly) onderging hij een opvallende metamorfose. Er verscheen een ondeugend lachje op zijn gezicht en zodra hij begon te zingen kreeg hij olijke straaloogjes. Zijn enthousiasme was onweerstaanbaar. Band en publiek werden erdoor meegesleept. 
In een bandje, op een podium, kunnen muzikanten soms alle remmingen en gêne loslaten en hun pure ziel aan de wereld laten zien. Om daar getuige en misschien wel onderdeel van te zijn heb ik altijd één van de mooiste dingen gevonden van het muzikantenleven.’

Cor van Sliedregt, 12-snarige gitaar, zang; Joost Belinfante, kazoo; Jaap van Beusekom, wasbord; Frank Hoogkamer, theekistbas; Ernst Jansz, piano; Huib Schreurs, mondharmonica

I’m Sorry (trad.), opgenomen door Lennaert Nijgh, Heemstede 1969 en verschenen in de de Box CCC Inc. 1967-2017, Vol. XII, Oddities

 

Ernst Jansz koos als zijn nummer 5. Portland Town (1984):

‘In De Antwerpse jaren vertelt Jaap van Beusekom de ontmoeting van Joost en hemzelf met Derroll Adams, de banjospeler die nog met Woody Guthrie en Cisco Houston had gespeeld en die verkeerd had in de kringen van Bob Dylan. Zij raakten bevriend. Het was 1967, de tijd van de Muze in Antwerpen, De Waag in Haarlem en ’t Kloppertje in Amsterdam. Daar ontmoetten wij, gretige jonge honden, behalve Derroll Adams, folksingers als Ferre Grignard en Arlo Guthrie, Woody’s zoon.

’t Kloppertje, Jaap, Joost (met haarband) en rechts Arlo Guthrie op autoharp. (fotograaf onbekend)

Van Derroll leerde Jaap diens nummer Portland Town, een anti-oorlogslied uit de tijd van de oorlog in Korea (1950-1953). In feite was de hele folkscene met Woody Guthrie, Pete Seeger, Derroll Adams e.a. en later muzikanten als Bob Dylan, Joan Baez, The Byrds, Buffalo Springfield etc. een opmaat naar het make-love-not-war hippietijdperk van de late 60er en 70er jaren. Hun invloed daarin was enorm.

In 1967 nam Joost Jaap’s versie van Portland Town op met zijn 2-sporen bandrecorder die, zoals hij het zich herinnert, grijs en blauw van kleur was met als deksel twee afneembare luidsprekers. Het is nog de duidelijke Derroll Adams stijl met de two finger picking banjo techniek.
Die opname is hier te beluisteren en is verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017, Vol. I De eerste opnames.

Zeventien jaar later, in de Milestone Studio in het Zuid-Limburgse Borgharen, namen we het nummer nogmaals op, dit keer met een heel andere intentie. Jaap’s banjo stond weliswaar nog steeds aan de basis, maar het was Joost die met het uit zijn Korg Polysix getoverde geluid van een ratelende mitrailleur het oorlogsgeweld een stem gaf. Dat vulde hij zelf aan met zijn vervormde Gibson Les Paul en een oorverdovend peloton tetterende trombones. Het is wat mij betreft een van de meest wrange en imposante muziekstukken die wij ooit op de plaat hebben gezet.

Zie hier de tekst
Jaap van Beusekom, banjo, zang; Joost Belinfante, Gibson Les Paul, Polysix, trombone; Ernst Jansz, DX7 synth.

Portland Town (Adams), opgenomen januari/februari 1984 in de Milestone Studio, Borgharen, techniek Pierre Beckers, verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017, Vol. VII, Van Beusekom, en op het gelijknamige album (1984)

 

Jaap van Beusekom koos als zijn nummer 5. Weary Blues (1996):

‘Begin er niet aan. Doe het niet. Vergrijp je niet aan nummers van Hank Williams (1923-1953). Hank Williams is zo ongelofelijk Hank Williams dat je altijd bent gedwongen om hem na te doen als je een van zijn nummers wil coveren en dat is onmogelijk. Dat wordt per definitie een parodie, een karikatuur. En dat zijn overigens nogal wat nummers, 167 om precies te zijn, waaronder 11 hits, een immense hoeveelheid ondanks het feit dat hij niet ouder werd dan 29 jaar.
Maar er is één uitzondering die deze regel bevestigt: Weary Blues of voluit, Weary Blues from Waiting uitgebracht in 1953 kort na zijn dood op nieuwjaarsdag in hetzelfde jaar. Om geheimzinnige en onverklaarbare redenen is het wel mogelijk om dit nummer geloofwaardig te coveren zonder dat het een karikatuur wordt. We spelen het al een lange tijd en het is een heerlijk nummer om te spelen en zingen met een meerstemmig refrein, een modulatie aan het eind en een genadeloos treurige en moedeloos makende tekst waarbij de hoofdpersoon, een betreurenswaardige, ongetwijfeld een blanke, pardon, witte man, voortdurend in tranen uitbarst. 
Voor die tijd, midden van de vorige eeuw, zeker in het Zuiden van de USofA, niet echt het politiek correcte mannelijke rolmodel.

Through tears I watch young lovers
As they go strolling by
For all the things that might have been
God forgive me if I cry.

We speelden het ook in juni 2006 in Semarang, Indonesië, waar de muziek en tekst van Hank Williams een grote aantrekkingskracht bleek te hebben op het Indonesische publiek. Ik denk te weten waarom…

https://www.youtube.com/watch?v=S1XpW7BYQFw

Amstelveen, 3 mei 2021’

Klik hier voor de volledige tekst.
Jaap van Beusekom, 12-snarige gitaar, zang; Joost Belinfante, samenzang; Ernst Jansz, piano, samenzang; Jan Kloos, gitaar; Huib Schreurs, mondharmonica

Weary Blues (Williams), opgenomen op 31 mei 1996 in het Burgerweeshuis, Deventer, zaalmix Mies Sleegers, verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017,  Vol. X, Optredens en vakantiehuisjes

 

Huib Schreurs koos als zijn nummer 6. Coo Coo (1984):

‘Rechts vooraan op het podium staat Ernst achter een synthesizer die op zijn CP70 piano ligt. Daarnaast wat naar achteren staat Jan (Kloos) met zijn oranje Gretsch. Dan komen Jaap en Joost en helemaal links sta ik. Jaap en Joost zingen, Jaap speelt banjo, maar zelfs Joost weet niet meer of hij bij het nummer een instrument bespeelde. Hield hij een viool vast? Naast mij staan een stoel en een tafeltje met flesjes bier en een asbak. Ik speel mondharmonica, maar liever had ik op die stoel gezeten met een shaggie en wat rondgekeken naar het publiek en vooral naar mijn mede bandleden. Altijd een genoegen. We spelen Coo Coo op het Lochem festival in 1984.

Tot mijn verbazing tref ik het nummer 35 jaar later op de website van GeenStijl in de top 100 van hun ‘Dit is het beste nummer ooit’-lijst. Niet helemaal duidelijk is hoe de lijst is samengesteld, maar we staan op nummer 45. Boven ons staan op nummer 1 Creedence Clearwater Rivival, nummer 3 Little Feat en grootheden als Sinatra, Stones, Metallica, Dire Straits en Jeff Buckley. Onder ons Bowie, weer een nummer van de Stones (nota bene Paint it Black), Joe Jackson enz.

Geen idee hoe dit kan, maar een licht gevoel van trots kunnen we ons wel veroorloven.

En, Coo Coo gaat niet alleen over een koekoek.’

Klik hier voor de tekst
Jaap van Beusekom, banjo, zang; Joost Belinfante, samenzang; Ernst Jansz, DX7 synth, samenzang; Jan Kloos, gitaar; Huib Schreurs, mondharmonica

Coo Coo (Trad.), opgenomen door de VARA op 31 mei 1984 in het Openluchttheater Lochem, verschenen op CCC live 1984 (2022)

 

Joost Belinfante koos als zijn nummer 6. Green Green Happy Home (1970):

‘Green Green Happy Home was verreweg ons populairste eigen nummer. 
Toen we eenmaal met z’n allen in de Boerderij woonden, was het het eerste lied dat daar ontstond. De muziek en Huib zijn performance ademden het enthousiasme en de nieuwe energie die het begin van het commune-experiment kenmerkten. Wat kon dat happy home anders zijn dan die boerderij aan de bosrand die we samen bewoonden? Green Green Happy Home was een echt feestlied. 
In de coupletten wordt echter louter ellende beschreven die in dat huis plaatsvindt. De zanger eindigt het lied terwijl hij levenslang in de gevangenis zit, maar het blijft nog lang feest daar in dat Green Green Happy Home. 
Daarmee bleek dat eerste nummer min of meer een blauwdruk te bevatten van het verloop van het commune-experiment. Zou het waar zijn dat kunst aan de werkelijkheid vooraf gaat?

Ik koos het lied vanwege het spelplezier tijdens het lange feestelijke einde. In de zaal speelde ik daar namelijk bombardon bij. De bombardon is een blaasbas (bastuba) om mee te marcheren. De beker is schuin omhoog gericht en niet naar voren zoals bij een sausafoon. Je hangt hem om, je trekt hem aan zeg maar, en als je erop blaast voelt ie als een comfortabel knorrend slakkenhuis. Erg goed spelen kon ik er niet op, ook al omdat het instrument in een hogere stemming stond dan de band. Het kon alleen maar enigszins vals. Zo danste ik dan de zaal in, door de feestende menigte. Een ervaring die voor een geheelonthouder als ik heel dicht bij een uitgelaten dronkenschap leek te komen.’

Klik hier voor de tekst

Huib Schreurs, zang, kazoo; Ernst Jansz, piano, samenzang; Joost Belinfante, viool, drums, samenzang; Appie Rammers, basgitaar; Jan Kloos, gitaar, samenzang; Jaap van Beusekom, samenzang; Nettie Dugour, samenzang; Pita Zegstroo, samenzang; Josée Kennis, samenzang; Marianne Willemier-Westra, samenzang; Marianne Bessem, samenzang; Molly Mackenzie, samenzang; Frits van Doorninck, samenzang

Green Green Happy Home (CCC Inc.), opgenomen zomer 1970 in de Bovema Studio’s in Heemstede, productie: Rik Zaal, verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017,  Vol. XII, Oddities en op single (1970)

 

Ernst Jansz koos als zijn nummer 6: Nighttrain (1973):

‘Dit nummer is mij dierbaar omdat het mij herinnert aan een voor mij bijzondere tijd. Ik had mijn studie biochemie in Amsterdam ingeruild voor het leven in een muziekcommune in de Brabantse Peel. In de hoofdstad, waar ik was geboren, had ik me nooit echt thuis gevoeld en als sombere jongeman was ik daar, aan de bosrand en temidden van mijn vrienden, wonder boven wonder meteen op mijn plek. Buiten de Boerderij, zoals we ons huis noemden, en mijn vrienden kon de depressie echter soms weer hard toeslaan. Zoals blijkt uit dit lied, geschreven in de nachttrein van Amsterdam naar Brabant, die in die jaren nog reed.
De luidruchtige soldaten, het meisje tegenover mij dat vergeefse pogingen deed om contact te maken, het geratel van de wielen op de rails, het wordt er allemaal in beschreven.

We namen het nummer op in de Manor Studio in Shipton-on-Cherwell, Oxford, Engeland. Een nieuw geluid en een nieuwe liefde. Zo begon, in die lente van 1973, een van de gelukkigste periodes uit mijn leven.’

Voor de Manor, foto Jarti Notohadinegoro

Zie hier de tekst
Ernst Jansz, zang, vleugel; Joost Belinfante, elektrische gitaar, samenzang; Jaap van Beusekom, pedal steel, dobro; Huib Schreurs, mondharmonica, samenzang; Johnny Lodewijks, drums; Pat Donaldson, basgitaar

Nighttrain (Jansz), opgenomen juni 1973 in de Manor Studio, Shipton-on-Cherwell, Oxford, Engeland, productie Sandy Roberton, verschenen in de box CCC Inc. 1967-2017, Vol. V, Castle In Spain, en op het gelijknamige album (1973)

 

Jaap van Beusekom koos als zijn nummer 6: Chantal (1985):

‘Ik weet niet meer wie van ons op het idee kwam om een Franse tekst te schrijven op een nieuw te maken nummer in Aywaille in 1985. Mede door de Franstalige omgeving van de Ardennen leek het ons een goed plan. Tijdens het schrijven werd driftig geput uit de kennis van het Frans, opgedaan tijdens onze lange schooljaren, wat resulteerde in het nummer Chantal, de fictieve naam van een Franse schoonheid die onbereikbaar bleek voor ons, gewone jongens. Joost zingt het romantische drama Chantal met een omfloerste, lichtelijk erotische stem. Het hoogtepunt of wellicht beter dieptepunt van het drama van deze onbereikbare liefde zat in het meerstemmige refrein: 

mon coeur fait boum, boum boum boum boum, mais le CX de ton ami zoum zoum zoum zoum
om te eindigen met het verzuchte Oh Chantal, tu me fais souffrir, Oh Cantal, je veux mourir……

Een Franse tragedie werd hier neergezet waarbij een auto, de Franse Citroën CX met daarin haar foute Franse vriend, al dit verdriet zou symboliseren. 


Het kostte gitarist Jan geruime tijd om de juiste, onheilspellende gitaarpartij in te spelen maar uiteindelijk stond het erop en hadden we ook wat. We waren er best trots op. 
In die jaren luisterde ik vaak naar Radio Tour de France waar tussen de wielerverslagen voornamelijk Franstalige muziek te horen was met naar mijn mening teveel Franse afgekloven nummers van steeds weer dezelfde Franse artiesten. Chantal leek mij bij uitstek een zeer geschikt nummer om gehoord te worden tijdens Radio Tour de France. Helaas, het heeft er nooit geklonken. Hier dan bij deze!

Amstelveen, 30 april 2021
Jaap van Beusekom’

Joost Belinfante vult aan:
‘Chantal was een meisje in Genk. Ik ging voor het eerst zelfstandig op vakantie met een vriend fietsen naar de Ardennen. Ik was 15. In Genk maakten we een praatje met Chantal en haar vriendin. De rest van de vakantie heb ik verliefd doorgefietst.’ 

Zie hier de gehele tekst.
Joost Belinfante, zang, synth., programmering Roland 808; Jaap van Beusekom, samenzang; Ernst Jansz, toetsen, trommel, samenzang; Jan Kloos, elektrische gitaar

Chantal (CCC), opgenomen juni 1985 in Aywaille, België, verschenen in de box CCC Inc. 1967-2017, Vol. VIII, Speed & Intensity, en op het gelijknamige album (1990)

 

Huib Schreurs koos als zijn nummer 7. The Battle of New Orleans (2020):

The Battle of New Orleans en de Oorlog van 1812

Van 1812 tot 1815 waren de Verenigde Staten in oorlog met Engeland, de Oorlog van 1812. Aanleiding was de handel van de Verenigde Staten met het Frankrijk van Napoleon, waarmee Engeland al vele jaren in oorlog was. De oorlog werd op zee en op land gevoerd en de Amerikanen zagen er een kans in via de grote meren te trachten Canada te veroveren. Maar hij leverde geen van de strijdende partijen iets op en op 24 december 1814 werd in Gent de vrede getekend. De VS hebben sedertdien nooit meer geprobeerd Canada in te lijven.

Omdat het nieuws van de ondertekening nog niet tot de Verenigde Staten was doorgedrongen kon op 8 januari 1815 The Battle of New Orleans plaatsvinden. 7500 Britse veteranen onder generaal-majoor Edward Pakenham waren op 13 december in de buurt geland. De 3100 (beroepssoldaten en getrainde vrijwilligers en militie) troepen van generaal-majoor en latere president van de VS Andrew Jackson waren daar al vanaf 1 december en begonnen – aangevuld met nog eens 2000 man ongetrainde en slecht bewapende militie uit de buurt – stellingen op te werpen. Op zondag de 8e volgt de slag.

Vader en zoon Dupuy wijden er in hun Encyclopedia of Military History uit 1970 een kort artikel aan.
The British infantry, in serried ranks, twice dared the aimed fire of Jackson’s riflemen behind the entrenchments, only to be completely repulsed. Some 2,100 of the attackers were killed or wounded; an additional 500 were captured. Pakenham and his 2 senior officers were killed leading their men. The survivors withdrew, Jackson wisely making no attempt at counterattack with his motley command. He lost 7 killed and 6 more wounded. One week later the British force retreated to its boats.

De Britten hadden in de oorlog op het slagveld licht de overhand gehad, maar The Battle of New Orleans was een complete overwinning voor de Amerikanen.

Het lied is van Jimmy Driftwood (die overigens ook onder veel meer Tennessee Stud schreef) en werd in de versie van Johnny Horton in 1959 een nummer 1 hit in Amerika. Het is een lekker lied en bijzonder is dat het ongegeneerd de ongetemde vreugde van de overwinnaars bezingt. Bij ons kwam Joost ermee aan en hij bracht een prachtige mondharmonicapartij mee. Ik speel hoempa akkoorden op de concertina. Simpel, maar een vreugde om te doen. De luisteraar kan thuis met een pan en een lepel makkelijk meedoen. Dat stoort niet.’

Joost Belinfante, zang, mondharmonica; Jaap van Beusekom, dobro, samenzang; Ernst Jansz, wasbord, stompbox, samenzang; Huib Schreurs, concertina, samenzang; Jan Hendriks, gitaar, samenzang; Richard Wallenburg, bas, samenzang

The Battle of New Orleans (Driftwood), live opgenomen op 15 februari 2020 in Paradox, Tilburg. Techniek Alex Cailliau. Te verschijnen op de nieuwe CCC live cd.

 

Joost Belinfante koos als zijn nummer 7. The Harder They Come (1980):

‘Een praktiserend muzikant wordt vaak gefotografeerd. Ik heb vele vele foto’s van mijzelf gezien. Eigenlijk is het steeds dezelfde foto. Mijzelf met of zonder instrument met een houding en een gezichtsuitdrukking die voor mij kennelijk karakteristiek zijn. 
Een enkele keer maakt iemand een foto waarop ik mijzelf haast niet herken. Een uniek moment. Dat ik net een hele rare bek trek, of midden in een onbewuste actie. Zo’n foto vind ik extra leuk en die onthoud ik ook. 
Zoiets is er ook met The Harder They Come. Het is een heel aparte eend in de bijt. Ik heb het lied niet meer beluisterd, maar kan het mij zó weer voor de geest halen, of althans, dat denk ik: een prachtlied, uitgevoerd door een wonderlijk orkestje, met een geluid dat  verder nooit ergens is gehoord.’

Jaap van Beusekom, zang; Joost Belinfante, viool, trombone, samenzang; Ernst Jansz, wasbord, samenzang; Jan Kloos, gitaar

The Harder They Come (Cliff), opgenomen in Berlicum, augustus 1980, verschenen in de box CCC Inc. 1967-2017, Vol. VIII, Speed & Intensity, en op het gelijknamige album (1990)

 

Ernst Jansz koos als zijn nummer 7. Can’t Be Satisfied (1970):

‘Volgens de annalen speelden we minstens 33 keer in Paradiso, Amsterdam (zie Concertgeschiedenis). We hadden er op de openingsavond opgetreden en waren vanaf dat moment innig met de club verbonden. Het was zo’n beetje onze thuishaven, ook nadat we met de hele band van Amsterdam naar De Peel waren verhuisd. Later zou Huib Schreurs, onze mondharmonicaspeler, er directeur worden en de zaal naar wereldhoogte stuwen.

Op deze opname uit 1970, 6 maart om precies te zijn, was daar nog geen sprake van. Het publiek bestond voornamelijk uit hippies, die stoned op de grond zaten of lagen. Dat belette ons echter niet om het hart uit ons lijf te spelen. Ik vind deze opname zo mooi omdat het in mijn herinnering het enige nummer was, waarbij Appie Rammers op bas en ik een soepele ritmetandem vormden. De stuiterende wasbordpartij was een kolfje naar mijn hand en paste wonderwel bij Appie’s bas, die vaak in andere nummers juist stuiterend was waar ie dat misschien niet had moeten zijn. Jaap zingt zijn keel schor en ook Jan Kloos op gitaar en Huib en Joost op mondharmonica gaan helemaal loos.
Wat een jongemannenpower!

De opname werd gemaakt door de VPRO, de enige omroep die in die jaren muziek van ons liet horen.’

Jaap van Beusekom, zang; Joost Belinfante, mondharmonica; Ernst Jansz, wasbord; Jan Kloos, gitaar; Appie Rammers, bas; Huib Schreurs, mondharmonica

Can’t Be Satisfied (Waters), opgenomen januari 1970 door de VPRO in Paradiso, Amsterdam, productie Wim Noordhoek en verschenen in de box CCC Inc. 1967-2017, Vol. XI, Bonustracks en B-kantjes


Jaap van Beusekom
koos als zijn nummer 7. De Beek (1985):

‘Zelden zoveel plezier gehad als bij het componeren, tekstschrijven en opnemen van De Beek in 1985. 
Met een gehuurd diesel Volkswagenbusje waren we in juni van dat jaar met 80 km per uur naar Aywaille gereden. Het busje was niet vooruit te branden. Wat ik mij herinner: die enorme boogbrug die we over sukkelden. Verder was het een prachtige rit richting het noorden van de Belgische Ardennen waar we een huisje hadden gehuurd om nieuwe nummers te schrijven en op te nemen. 
Zo ontstond er ook een Nederlandstalig punknummer dat de titel De Beek meekreeg. De tekst van het nummer is geniaal al zeg ik het zelf:

De Beek ruist zo Schoon 3x, De Beek ruist Zo …
De Koe is zo Dom 3x, De Koe is Zo… 
Het Gras is zo Zacht 3x, Het Gras is Zo…
De Pruimen zijn Rijp 2x, De Pruimpjes zijn Rijp, De Pruimen Zijn…
JodelijiejodelijiejodelieJahcha

Alles op volle kracht vooruit!
Iedereen brult mee, inclusief Jan.’

Amstelveen 1 april 2021

Jaap van Beusekom, banjo, zang; Joost Belinfante, viool, bijgeluiden, samenzang; Ernst Jansz, toetsen, samenzang; Jan Kloos, gitaar, samenzang; Huib Schreurs, samenzang

De Beek (CCC/Van Beusekom), opgenomen in Aywaille, juni 1985, verschenen in de box CCC Inc. 1967-2017, Vol. VIII, Speed & Intensity, en op het gelijknamige album (1990)

 

Huib Schreurs koos als zijn nummer 8. Sanne (1980):

‘Sanne en een man als Jan

Hoeveel verschillende stemmen zou een mens gedurende zijn leven horen? 100.000 in de stad en 50.000 als iemand daarbuiten woont? Meer, minder? En hoeveel stemmen zijn vertrouwd en worden onmiddellijk herkend? 300? En dan zijn er nog de zangstemmen. 50% van de wereldbevolking zal toch wel zingen, maar verschillen die zangstemmen net zoveel van elkaar als spreekstemmen? Bij regelmatige samenzang groeien stemmen in ieder geval op geheimzinnige wijze naar elkaar toe.
Jan Kloos, tot zijn overlijden in 1998 dertig jaar onze gitarist, zong nooit. Maar ik heb hem, hoewel hij ook geen piano speelde, wel wat jaren bezig gehoord met een pianostukje. Telkens verzon hij er wat bij en oefende dat eindeloos.
In Berlicum in 1980 leek het tijd het pianostukje eens fatsoenlijk op te nemen, maar het lukte Jan niet het foutloos te spelen. Ernst ging helpen en had de, dacht ik, rechterhand snel onder de knie. Ik herinner me hun ruggen naast elkaar aan de piano in de rommelige en rokerige ruimte waar wij Sanne opnamen. Wat een vreugde toen het gelukt was.
In mijn hoofd hoor ik de piano van Sanne en met gesloten ogen zie ik zijn handen en kan ik, zij het wat vaag, Jans beeld oproepen, maar ik heb geen idee hoe hij klonk als hij sprak.’

Jan Kloos en Ernst Jansz, quatre-mains piano

Sanne (Kloos), opgenomen in Berlicum, augustus 1980, verschenen in de box CCC Inc. 1967-2017, Vol. VIII, Speed & Intensity, en op het gelijknamige album (1990)

 

Joost Belinfante koos als zijn nummer 8. Is That All (1987):

‘Dit is weer zo’n pareltje van Huib uit de vakantiehuisjesperiode, dat we nooit live hebben uitgevoerd. Ik had er een leuke herinnering aan. Veel speelplezier. Nu ik het eens terugluister snap ik wel waarom. Ik heb naar hartelust getoeterd! Achteraf zou ik zeggen: ik heb misschien wel  iets teveel getoeterd.’

Huib Schreurs, zang; Joost Belinfante, samenzang, trombone, trompet; Jaap van Beusekom, banjo, dobro, samenzang; Ernst Jansz, toetsen, samenzang; Jan Kloos, gitaar

Is That All (Schreurs), opgenomen in Schaik, mei 1987, verschenen in de box CCC Inc. 1967-2017, Vol. VIII, Speed & Intensity, en op het gelijknamige album (1990)

 

Ernst Jansz koos als zijn nummer 8. Lulu (1980):

‘Eigenlijk vind ik elke uitvoering van dit liedje van Harry Nilsson even prachtig.
In de Melkweg, december 1992, hebben we het tijdens ons 25-jarig jubileumconcert gespeeld voor een opgewonden menigte, die gaandeweg het nummer stilviel. Te vinden in de Box CCC Inc. 1967-2017, volume IX.
Deze versie van Lulu is opgenomen op 20 augustus 1980, in een huisje ergens in de buurt van Berlicum. Onze jaarlijkse straatconcerten op koninginnedag, waar we met de pet rondgingen, hadden we wegens toenemende populariteit van Doe Maar verruild voor bijeenkomsten in afgelegen vakantiehuisjes. Daar kletsten we bij en maakten muziek.
Jaap herinnert zich: “er was een binnenplaatsje met een enorme tamme kastanje of walnotenboom en er was een gesloten drankkast die Huib en ik te lijf gingen.”

Speciaal voor de gelegenheid had ik een nieuw opnameapparaat aangeschaft: een heuse Tascam 4-sporen Cassetterecorder, waarop we konden indubben!

Ik heb deze versie van Lulu gekozen om het koortje op het eind en de klarinetsolo die slechts 4 maten duurt en die ik in de aangrenzende slaapkamer moest spelen, anders overstuurde het apparaat.

Joost speelt de 12-snarige gitaar en zingt met zijn mooiste stem alsof hij zelf de jongen is die zijn geliefde een gouden toekomst belooft: we could go to Vegas and be very happy, en wat te denken van: we could make a record, sell a lot of copies? Een belofte die, althans wat dit bandje betreft, nooit is uitgekomen. Maar ach, wat geeft het, onze geliefden hebben daar nimmer over geklaagd. Toch?’

Zie hier de tekst.

Het nummer heet eigenlijk The Lottery Song en in de officiële tekst wordt Lulu geschreven als Ooh-loo, wat waarschijnlijk zoveel betekent als: o, luister, of misschien gewoon lala.
Wij hebben er Lulu van gemaakt en zo heet de geliefde voor ons voor altijd: Lulu

Joost Belinfante, zang, 12-snarige gitaar; Jaap van Beusekom, dobro, samenzang; Ernst Jansz, klarinet, samenzang; Huib Schreurs, mondharmonica, samenzang

Lulu (Nilsson), opgenomen in Berlicum, augustus 1980, verschenen in de box CCC Inc. 1967-2017, Vol. VIII, Speed & Intensity, en op het gelijknamige album (1990)

 

Jaap van Beusekom koos als zijn nummer 8. Last Change (1984):

‘Last Change staat op de elpee Van Beusekom, opgenomen in 1984, midden in het decennium waar de synthesizer zijn intrede deed in de popmuziek. Dit nieuwe elektronische apparaat zou de muziekwereld uiteindelijk voorgoed veranderen. Op meer dan de helft van de nummers op de elpee wordt gebruik gemaakt van dit nieuwe ‘instrument’, wat voor Americanamuziek nogal uitzonderlijk en ongewoon is. Wellicht om die reden noemden wij het geluid op de hoes ‘accompanying noise’.
Last Change bestaat uit een begingedeelte van een traditional instrumentaal banjonummer Last Chance, en een eigen gecomponeerd gedeelte. Al het andere geluid, dus buiten dat van de banjo, wordt door Joost gemaakt op zijn Korg Polysix, een zes-stemmige polyfone analoge synthesizer.
Hij kon er de vreemdste geluiden uit toveren die wonderwel mengden met het geluid van de banjo.
Zelf ben ik nog steeds content over deze combinatie van traditie en het toen nieuwe elektronische geluid.
Van Last Chance naar Last Change.

Amstelveen, 1 maart 2021′

Jaap van Beusekom, banjo; Joost Belinfante, accompanying noise

Last Change (trad./Van Beusekom), opgenomen januari 1984 in de Marlstone Studio in Borgharen, techniek Pierre Beckers, productie Ernst Jansz, verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017,  Vol. VII, Van Beusekom, en op het gelijknamige album (1984)

 

Huib Schreurs koos als zijn nummer 9. Midnight Special (1970):

‘Ernst en ik beginnen. De trein komt langzaam op gang en we zoeken naar een ritmisch lekker lopende rif (tsjang tsjang boem boem tsjanketsjangtsjang, bijvoorbeeld). Vervolgens versnellen we. Als we op stoom zijn komt Joost erbij. Nog sneller gaan we, zo snel mogelijk. Tot Ernst en ik half stervend op moeten geven en de trein vaart laten minderen en stoppen. In een korte stilte begint Joost op z’n mondharmonica de melodie te spelen, waarna met het refrein de hele band invalt.

En dan komt het, Jaap en Joost zingen. Over het perron komt een vrouw aanlopen.

Yonder comes miss Rosie
How in the world do you know
Well I know her by the apron
And the dress she wore
Umbrella on her shoulder
A piece of paper in her hand
I’m gonna ask the governor
To turn a-lose my man

Een mooi beeld in een prachtige tekst, opwindend, maar ook keihard. Een man kijkt naar haar door de tralies van de gevangenis waarin hij opgesloten zit.

De opname is een wat ingekorte versie van onze eerste LP uit 1970 en het is een van de weinige nummers die we nog steeds spelen. Altijd als het voorlaatste nummer, omdat ik in ieder geval daarna geen pap meer kan zeggen. En het is altijd zeer goed en, ik schat, drie van de vijf optredens verpletterend.

Artiesten zien zichzelf nooit optreden. Maar ik zou graag in de zaal willen staan en kijken of het echt waar is.

P.S. Ik had nog wat over de man-vrouw verhouding willen zeggen, maar deze tekst doet dat vanzelf eigenlijk al.’

Zie hier de gehele tekst.
Jaap van Beusekom, zang; Joost Belinfante, zang, mondharmonica; Ernst Jansz, wasbord, samenzang; Jan Kloos, gitaar; Huib Schreurs, mondharmonica

Midnight Special (trad.), opgenomen december 1970 in de Bovema Studio’s in Heemstede, productie Wim Noordhoek en Rik Zaal, verschenen in de Box  CCC Inc. 1967-2017,  Vol. III, To Our Grandchildren en op de gelijknamige lp.

 

Joost Belinfante koos als zijn nummer 9. Whisper Wishes (1989):

‘Whisper Wishes hebben we voor zover ik weet nooit live gespeeld. We namen het op in een vakantiehuisje in de tijd dat we helemaal niet optraden. Alle creativiteit en energie moesten we in die opnamen kwijt. We maakten er uitgebreide werkstukken van. Daar had ik veel aardigheid in. Bovendien was ik vereerd dat Huib er op stond dat ik zijn lied zong. Het heeft dat enigszins mysterieuze dat al Huib zijn liederen kenmerkt. Zowel in zijn muziek als in zijn teksten. Hoewel het aan de oppervlakte liedjes over de liefde en de liefste zijn, in de beste traditie van de rock n roll, lijkt er daaronder altijd een diepere betekenis te liggen. Een betekenis die niet in woorden kan worden uitgedrukt óf een boek van meer dan 1000 pagina’s nodig heeft om begrepen te kunnen worden. Dat maakt het zingen spannend.’

Zie hier de tekst
Joost Belinfante, zang, viool, triangel; Jaap van Beusekom, banjo, samenzang; Ernst Jansz, toetsen, percussie, samenzang; Jan Kloos, gitaar; Huib Schreurs, concertina

Whisper Wishes (Schreurs), opgenomen juni 1989 in Eesveen, verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017, Vol. VIII, Speed & Intensity en op het gelijknamige album (1990)

 

Ernst Jansz koos als zijn nummer 9. Once I Lived The Life (1974):

‘Een van onze klassiekers. We speelden het nummer van 1969 tot 2008. Deze versie is op 19 augustus 1974 opgenomen in het toenmalige Shaffy Theater (tegenwoordig weer Felix Merites) in Amsterdam. CCC had drie maande eerder in Paradiso een (voorlopig, bleek later) afscheidsconcert gegeven, maar we wilden ons nog even live laten vastleggen. Er werd een nieuwe platenmaatschappij gevonden in Polydor en Boudewijn de Groot zou de productie doen. De bezetting was die van de afscheidstournee, met Sjonnie Lodewijks op drums en Pé de Vé (Peter de Vries uit Mierlo-Hout) op basgitaar. Het lied laat op een overtuigende manier de onwaarschijnlijke potentie horen van onze twee zangers, Joost Belinfante en Jaap van Beusekom: ze blazen je, desnoods onversterkt, met groot gemak van het podium af.

Afgezien daarvan vind ik deze versie aantrekkelijk omdat hij eindigt met de razendsnelle vaudeville variant, zoals wij die toen speelden. Daarvoor moest ik na het slotakkoord op de piano in no time overstappen op het wasbord, het op mijn schoot leggen, de microfoon er boven hangen en ook nog de metalen vingerhoedjes om doen, drie aan elke hand, die daartoe al klaar lagen op het toetsenbord van de piano. Meestal tapete ik ze vast, om ze tijdens het spelen niet te verliezen, maar daar moest ik nu van af zien, met het gevaar ze tijdens de wasbordsolo de zaal in te katapulteren. Zo te horen deed ik de hele change-over in nauwelijks 4 seconden en bleven de vingerhoedjes op hun plaats.
Het verrassende einde van het nummer was, meen ik me te herinneren, een van de vele spitsvondigheden uit de koker van Huib Schreurs.’

Joost Belinfante, zang; Jaap van Beusekom, zang, banjo; Ernst Jansz, piano en wasbord; Jan Kloos, gitaar; Huib Schreurs, mondharmonica en kazoo; Sjonnie Lodewijks, drums; Peter de Vries, basgitaar

Once I Lived The Live (Cox), opgenomen 19 augustus 1974 in het Shaffy Theater in Amsterdam, productie Boudewijn de Groot, verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017,  Vol. VI, CCC For Ever, en op het gelijknamige album (1974).

 

Jaap van Beusekom koos als zijn nummer 9. Louise (1984):

‘Ik leerde het nummer Louise van de onlangs gestorven Norris Bennett met wie ik eind jaren zeventig en begin jaren tachtig regelmatig een duo vormde.

Jaap en Norris, Lochem festival 1974, met het nummer Louise. Foto Kees Tabak.

Louise is geschreven door de vergeten Singer-Songwriter Paul Siebel (1937), een  begenadigd folkzanger en liedschrijver uit de folk boom van de jaren zestig/begin zeventig, die in de voetsporen van Dylan in Greenwich Village in New York carrière trachtte te maken. Hij bracht voor Electra in de jaren ’70 en ’71 twee briljante elpees uit die toen slecht verkochten, Woodsmoke & Oranges en Jack-Knife Gypsy geheten, om daarna geheel in de vergetelheid te geraken.

Louise schetst het portret van een gehandicapte jonge vrouw, veroordeeld tot een leven waarin het niet goed afloopt. Een delicate, omfloerste tekst, met geen woord teveel  en een perfect muziekschema.  Geen wonder dat het vaak is gecoverd door onder andere Leo Kottke, Bonnie Raitt en Linda Ronstadt.’

Amstelveen, 28 januari 2021

Jaap van Beusekom, zang, dobro; Joost Belinfante, trombone, samenzang; Ernst Jansz, accordeon, synth., samenzang; Jan Kloos, gitaar; Huib Schreurs, mondharmonica

Louise (Siebel), opgenomen januari 1984 in de Marlstone Studio in Borgharen, productie Ernst Jansz, verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017,  Vol. VII, Van Beusekom, en op het gelijknamige album (1984).

 

Joost Belinfante koos als zijn nummer 10. Bottle Up And Go (1970):

‘Ik luister het liefst naar muziek die ik nog niet ken. Naar platen of cd’s van bandjes en producties waar ik in gespeeld heb luister ik nooit. Ik ken die muziek al en ik hoor voornamelijk fouten die niet meer hersteld kunnen worden. Mijn top tien van CCC heb ik louter samengesteld op grond van de herinnering aan het speelplezier dat ik had bij het spelen. Wát ik bij een nummer speelde, of wat de anderen erbij speelden, herinner ik me meestal niet. 
Voor deze gelegenheid heb ik Bottle Up And Go op mijn laptop afgespeeld. Tjonge wat een vaart, wat een energieke Jaap. Leuk om daartussen te staan. Maar, wat doe ík eigenlijk? En dan komt ie: een kazoosolo als een baritonsax. 
Bij onze allerlaatste optredens deden we een lied met 2 kazoo’s. Toen koos ik ook een baritonpartijtje en ik beleefde er evenveel plezier aan als 50 jaar geleden!’

Joost Belinfante, zang, kazoo; Jaap van Beusekom, zang; Ernst Jansz, piano; Jan Kloos, gitaar; Huib Schreurs, mondharmonica; Appie Rammers, basgitaar

Bottle Up And Go (trad.), live opgenomen door de VPRO op 6 maart 1970 in Paradiso, Amsterdam, productie Wim Noordhoek, verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017, Vol. XI, Bonustracks en B-kantjes.

 

Huib Schreurs koos als zijn nummer 10. Dying On The Vine (2001):

‘Veel liedjes van levende artiesten spelen we niet. De uitvoering van Dying on the Vine is een korte versie van het lied van de geboren Welshman John Cale. Zo dreigend en verpletterend mooi als de zijne is onze uitvoering niet, dat hoeven wij ook niet te proberen. De uitvoering is wat lichter en bovendien korter omdat we bij de opnames maar een deel van de hele tekst ter beschikking hadden. Desalniettemin, somber en prachtig, we hoeven ons tegenover Cale niet te schamen.’

Jaap van Beusekom, zang; Joost Belinfante, viool, Ernst Jansz, accordeon; Jan Kloos, gitaar; Huib Schreurs, concertina

Dying On The Vine (1993), opgenomen november 1993 in Lippenhuizen, verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017,  Vol. IX, Jan, en op het gelijknamige album (John Cale).

 

Ernst Jansz koos als zijn nummer 10. Ala-hi (2004):

‘De melodie met de soms uiterst vreemde akkoordenwisselingen en de al even vreemde tekst van dit lied heb ik ooit gedroomd en mee kunnen smokkelen naar deze wereld.
De eerste uitvoering ervan was tijdens de toernee met de reggae formatie de Rumbones in 1977, met een samenzang van Joost Belinfante en Henny Vrienten.
Deze versie is opgenomen in Surabaya, 3 juni 2004, tijdens de eerste toernee van de CCC door Indonesië, het land van mijn vader. We speelden in hotel Majapahit, ‘een mooi koloniaal hotel met sfeer’, zoals het in de eigen website wordt genoemd, maar vooral een plaats met historie. Ooit, in de tijd onder Nederlands gezag, heette het Oranje Hotel, gebouwd in art deco-stijl en was het een van de beroemdste hotels van Azië. Maar bij de Indonesiërs zelf is de naam Hotel Merdeka het meest bekend, omdat daar, na het uitroepen van de onafhankelijkheid in 1945 de eerste Indonesische vlag werd gehesen.

CCC in Surabaya, Indonesië, 2004

Jaap had speciaal voor de gelegenheid een zinnetje Indonesisch uit zijn hoofd geleerd en een traditioneel krontjong instrument, de lapsteel, meegenomen en Joost bleef niet achter met zijn djoek, zoals daar de ukelele wordt genoemd. Toen het lied al zo goed als afgelopen was, en alleen de djoek van Joost nog voortkabbelde, hoorden we plotseling een wonderlijk geluid: het publiek was zachtjes aan het zingen. Een kippenvelmoment.’

Ernst Jansz, zang, gitaar; Joost Belinfante, ukelele, samenzang; Jaap van Beusekom, lapsteel, samenzang, Huib Schreurs, samenzang

Ala-hi (Jansz), opgenomen op 3 juni 2004 in het Majapahit hotel in Surabaya, techniek: André de Bruin, verschenen in de Box CCC Inc. 1967-2017,  Vol. XII, Oddities. 

 

De top 10 CCC-nummers-aller-tijden van Jaap van Beusekom is in chronologische volgorde en eindigt met 10. The Visitor (1970):

‘Toen ik op mijn 14e besloot dat ik banjo wilde leren spelen had ik geen idee waar ik aan begon. Nederland kende het instrument nauwelijks en dan alleen in de 4-snarige versie zoals die in de dixielandjazz werd gebruikt of als mandoline-banjo, een mandoline vermomd als banjo. Ik kreeg er een op mijn veertiende verjaardag. Heel even heb ik op de muziekschool les gehad op een mandoline-banjo. Veel tremolo op Duitse jodelmuziek. Een relikwie, overgebleven uit de Nederlandse vooroorlogse culturele blik naar het oosten.  Maar de cultuur van de vijand uit het oosten, Duitsland, was ingewisseld voor die van de overwinnaar van WO2 uit het westen: Amerika. Die mandoline-banjo leek in niets op de banjo die ik hoorde in de muziek die mij had doen besluiten banjo te leren spelen. Het was de muziek van ondermeer een LP van mijn vader, Folksay geheten, met Amerikaanse muzikanten zoals onder andere Leadbelly, Woody Guthrie, Pete Seeger en Sonny Terry. https://www.discogs.com/Various-Folksay-A-Collection-Of-American-Folksongs/release/9746483 Uiteindelijk kwam ik er achter dat het een 5-snarige banjo was die werd gespeeld in de toen nog onbekende muziek: Amerikaanse folkmuziek. Een snaarinstrument, oorspronkelijk afkomstig uit West-Afrika, met een vijfde drone-snaar halverwege de nek. https://www.cccinc.nl/ccc/instrumenten/de-geschiedenis-van-de-banjo/
Nadat ik op 4 augustus 1966 in bezit was gekomen van het boek, How to play the 5-string Banjo, van Pete Seeger kon ik aan de slag. Ik bestelde in New York elpees van Folkways-Records van onder meer banjospelers als Wade WardClarence Ashley, Mike Seeger en Dock Boggs om na een aantal jaren zwoegen (waardoor ik twee keer op de HBS ben blijven zitten) de verschillende technieken onder de knie te krijgen. Het mooiste voorbeeld is hiervan te horen op het door ons zelf geschreven en mijn favoriete nummer The Visitor op onze eerste elpee To Our Grandchildren. Ik maak daar afwisselend gebruik van  twee stijlen, in de terminologie van Pete Seeger,  Double Thumbing en Frailing. Het was en is nog steeds voor mij de kroon op het werk van al die jarenlange inspanningen om dit toen volstrekt onbekende instrument onder de knie te krijgen.’

Zie hier de tekst van The Visitor
Joost Belinfante, zang; Ernst Jansz, zang; Jaap van Beusekom, banjo; Jan Kloos, gitaar

The Visitor (Belinfante/Beusekom/Jansz), opgenomen december 1970 in de Bovema Studio’s in Heemstede, productie: Wim Noordhoek en Rik Zaal, verschenen in de Box  CCC Inc. 1967-2017,  Vol. III, To Our Grandchildren en op de gelijknamige lp.

 

3. Diversen

January (traditional)
Opgenomen 18 januari 2011 in de Kleine Komedie, Amsterdam.

January

Out of Jail (traditional)
Opgenomen 18 januari 2011 in de Kleine Komedie, Amsterdam.

Out of Jail

Wayfaring Stranger (traditional)
Opgenomen 29 januari 2011 in de Stadsschouwburg te Sittard.

Wayfaring Stranger