Start > Onze instrumenten > De Banjo

De Banjo

26 december 2011

De geschiedenis van de banjo

De Banjo, hoofdzakelijk bekend uit de Amerikaanse folk, bluegrass en de oude New Orleans jazz, komt oorspronkelijk uit Afrika, of preciezer West-Afrika waar de meeste slaven vandaan kwamen die uiteindelijk in de nieuwe wereld terecht kwamen.
In de achttiende eeuw was de Banjo, ook wel Banjar, Banza of Banger genoemd, wijd verspreid onder de zwarte slavengemeenschap in de Verenigde Staten en het Caribische gebied.
Een advertentie uit 1775 over een ontsnapte slaaf luidde: ‘plays exceedingly well on the Banger, and generally carries one with him’.
Ook Thomas Jefferson maakt melding van de banjo in een essay over de Staat Virginia: ‘The instrument proper to them is the Banjar , which they brought hither from Africa’
Dit Afrikaanse instrument was meestal gemaakt van een kalebas waarover een huid was gespannen, de zogenaamde Gourd banjo. De snaren varieerden in lengte en aantal en veel van de huidige banjostijlen kun je tot op de dag van vandaag terughoren in West-Afrika.
Hier fraaie voorbeelden hoe een Afrikaanse ‘banjo’ kan klinken

De oudst bekende Gourd banjo uit 1770, de creole Bania, komt uit Suriname en is eigendom van het Rijksmuseum voor volkenkunde in Leiden.

gourd_banjo_Leiden_jpg  gourd_banjo
de oudste gourd banjo uit Leiden en gourd banjospelers

De eerste documentatie over de banjo in de Verenigde Staten was in 1737. De New York Weekly Journal schreef in maart van dat jaar over een Pinksterviering die even buiten New York werd gehouden en waar zwarten dansten op de muziek van drums, fiddles en banger.
Het oer-Nederlandse Pinksteren was geadopteerd door de vroegste Afrikaanse slavengemeenschappen in NY en bevatte een mix van Afrikaanse, Europese en Indiaanse invloeden. Een soort voorloper van het Carnaval/Mardi Gras uit Louisianne.
Twaalf jaar later komt voor het eerste het woord banjo voor in de Pennsylvania Gazette die rept over een ontsnapte slaaf genaamd Scipio die banjo zou spelen en zingen.
Deze Scipio duikt nog een aantal malen op in de media door zijn voortdurende vluchtpogingen en steeds wordt de banjo, de banjou of de banjoe genoemd. ‘He plays well on the banjou and sings with it’ Blijkbaar was deze Scipio (eindelijk een zwarte banjospeler met een naam!) een uitnemende banjospeler en zanger!

banjo_minstrel banjarspelers The_Old_Plantation
The Banjo Player, schilderij van William S. Mount 1856, Banjarplayers, The Old Plantation 1785

Tot het midden van de negentiende eeuw was de banjo zo goed als onbekend bij de blanke Amerikanen maar de ommekeer kwam door een muzikant die je een Elvis Presley avant la lettre zou kunnen noemen: Joel Walker Sweeney, een van oorsprong Ierse Amerikaan uit Appomattox County, Zuid-Virginia, die leefde van 1810 tot 1860.
Zoals de blanke Presley kon zingen als een zwarte zanger en daardoor een enorm (blank) publiek bereikte, zo speelde Joe Sweeney de 5-snarige banjo. Hij leerde de techniek van zwarte banjospelers uit Virginia en eigende zich hun talloze liedjes toe. Vanaf 1840 maakte hij de banjo, ondermeer via de minstrelshows, immens populair bij een groot blank publiek. Hierdoor vond de eerste vermenging plaats van zwarte Afrikaanse met blanke Ierse en Engelse muziek. Anders gezegd: hij introduceerde de zwarte Afrikaanse muziek en haar instrument in de Amerikaanse populaire muziek en was zo de eerste in een lange rij van artiesten als Jimmie Rodgers, Bill Monroe, Hank Williams en Elvis, die allen hun muziek ontleenden aan de zwarte Afrikaanse Amerikanen.. Dit leidde uiteindelijk tot de grote erfenis van alle Anglo/Amerikaanse (pop) muziek.

Sweeney claimde de uitvinder te zijn van de vijfde snaar, die halverwege de nek begint en de dronetoon produceert die zo eigen is voor de 5-snarige banjo.

Joe_Walker_Sweeney_jpg

Joel Sweeney en zijn banjo

Dit is echter historisch onjuist. Er bestaat een schilderij van banjospelers van voor 1800 waarop een vijfde snaar te zien is. Daarbij kennen veel Afrikaanse ‘banjo’s dronesnaren.  Daarbij: voor de afschaffing van de slavernij was de banjo  het enige instrument wat slaven mochten bespelen en alle ander muziekinstrumenten waren strikt verboden om op te spelen.
Hoe dan ook, Joe Sweeney werd de eerste professionele blanke zanger die de banjo ongekend populair maakte, niet alleen in de Verenigde Staten maar ook in Groot Britannië.
Tegen het eind van de negentiende eeuw bereikte de banjo een populariteit in de Westerse wereld die te vergelijken is met die van de gitaar in de zestiger jaren van de vorige eeuw. Er bestonden uitgebreide banjo-orkesten met allerlei types banjo, inclusief de enorme basbanjo, en veel klassieke muziek werd uitgevoerd op banjo’s. Alle roots naar de zwarte afkomst van de banjo werden hiermee ook uitgewist.

Ladies-banjoband_jpg bas_banjo_jpg
een banjo orkest en de basbanjo

Rond de Tweede Wereldoorlog was deze populariteit zo goed als geheel verdwenen. Maar met de vernieuwde belangstelling in Amerika voor ‘Old Time Country’ muziek in de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw en met het ontstaan, in de jaren ’40, van een nieuwe muziekstijl met een vernieuwde banjotechniek, de Bluegrass, kwam de belangstelling voor de banjo weer terug.

De eerste banjo’s waren fretloos dat wil zeggen dat de positiebepaling voor de vingers op de nek niet werd bepaald door zogenaamde fretten. Er bestaan overigens vele types banjo, zoals de plectrum banjo, de tenorbanjo, de mandolinebanjo, de gitaarbanjo, de basbanjo en zelfs een dobrobanjo, de dojo.
Ik beperk mij hier tot de 5-snarige banjo die muzikaal gezien de oudste en de meest interessante is.
De fretloze 5-snarige banjo kende vele stemmingen. De linkerhand bleef zo laag mogelijk aan de nek en de kunst was zoveel mogelijk ‘open’snaren te houden. Er bestaan zeker 20 verschillende open stemmingen op de banjo. De belangrijkste zijn de open G, de D, de C, en mijn favoriete Mountain Minor-stemming, een G modal-stemming, ook wel Sawmilltuning genoemd. Deze open stemmingen hebben ook geleid tot de country-bluesgitaar stijlen in de Mississippi delta, gespeeld door zwarte bluesmuzikanten. De open stemming waar veel bluesgitaristen in spelen is de open G-stemming van de banjo. Keith Richard heeft deze stemming ook overgenomen en heeft zelfs een speciale gitaar met 5 snaren.

keith_richard2  keith_richard
de vijfsnarige gitaar van Keith Richard waarvan de laagste bassnaar afwezig is

Eén van de oudste speelstijlen op de banjo is frailing, vroeger ook wel genoemd: rapping, clubbing en framing, een downpickingstijl waarbij je met een naar binnen gebogen rechterhand met de nagel van de eerste of de tweede vinger tweemaal de snaren naar beneden raakt en daarna eenmaal met de duim de korte, hoogste vijfde snaar laat klinken. Deze vijfde snaar verandert nooit van positie en ook bij verschillende akkoorden niet van toonhoogte. Zo ontstaat een dronetoon, bekend van bijvoorbeeld de doedelzak, die altijd blijft doorklinken en het geluid van de 5-snarige banjo zo uniek maakt.

De populariteit van de banjo nam enorm toe toen Earl Scruggs (1924-2012) midden vorige eeuw een manier van spelen ontwikkelde uit oudere fingerpicking stijlen: de bluegrass banjostijl of de Scruggsstijl. Anders dan frailing worden hier vinger- en duimplectra gebruikt en worden de snaren ge-fingerpickt. Er kan fabelachtig virtuoos mee worden gespeeld. Zijn beroemste tune is Foggy Mountain Breakdown. Samen met Pete Seeger was Scruggs de grootste aanjager van de populariteit van de banjo. In 1996 werd Pete Seeger opgenomen in de Rock&Roll Hall of Fame voor zijn ‘early inluence’.

pete_seeger_met_banjo_jpg  Earl_Scruggs2005
Pete Seeger en Earl Scruggs

Tegenwoordig neemt de belangstelling voor de Afrikaanse roots van de banjo en de songs uit die tijd enorm toe. Hier op youtube de door mij zeer bewonderde Mike Seeger, de halfbroer van Pete Seeger met een Gourd Banjo een paar maanden voor zijn overlijden op 7 augustus 2009.

mike_seeger pete_seeger_jpg

Mike  en Pete Seeger

De banjo en ik

Wat heeft de banjo voor mij, geboren 30 maart1949, betekend in mijn leven?
Het antwoord is simpel: alles!

Tot mijn tiende jaar ben ik opgegroeid in Breskens, Zeeuws-Vlaanderen, waar mijn vader vanaf 1949 Nederlands Hervormd dominee was. In 1959 verhuisden wij naar Amsterdam, de volgende standplaats van mijn vader. Toen al had hij een uitgebreide platenverzameling opgebouwd van oude jazz, gospel & spiritual en blues muziek. Zo werd ik al vroeg geïntrigeerd door het geluid van de banjo in de oude New Orleans jazz, ook wel dixieland jazz genoemd.

In Hello Dolly van Louis Armstrong is de (4-snarige) banjo ook prominent aanwezig

Op mijn veertiende kreeg ik een mandolinebanjo cadeau en moest toen, erger kon het niet, op de muziekschool een aantal lessen volgen in Oostenrijkse en Duitse jodelmuziek. Maar ik liet me niet uit het veld slaan. Al snel ruilde ik deze banjo in voor een viersnarige tenorbanjo waar ik akkoorden op kon spelen. Inmiddels had mijn vader een folk-elpee aangeschaft waarop muzikanten te horen waren als Pete Seeger, Leadbelly, Woody Guthrie en Sonny Terry.

Een wereld ging voor mij open. Dat dergelijke muziek, de instrumenten en vooral de samenzang kon bestaan in deze wereld!

Maar de banjo die ik hoorde van Pete Seeger leek in het geheel niet op mijn 4-snarige tenor banjo! Zo kwam ik achter het bestaan van de 5-snarige banjo, een instrument waar muzikaal alles op mogelijk leek. Ik schafte er een aan: eerst een Duitse Framus, daarna een longneck Vega en uiteindelijk een Leedy Olympian uit 1924.

Een vriend van mijn broer kocht voor mij in 1966 in zijn stagetijd in de VS het boek ‘How to play the 5-string banjo’ van Pete Seeger, geboren op 3 mei 1919 en gestorven op 94 jarige leeftijd op 27 januari 2014,  waarin enige raadselen van de kunst van het banjospelen werden opgelost maar lang niet alle!

how_to_play_the_5_string_banjo_jpg banjo_les
banjoles

Ik bestelde in Amerika elpees, van het label Folkway, van banjospelers en het fenomeen frailing kostte mij 2 jaar zittenblijven op de middelbare school. Uiteindelijk was daar de ultieme beloning: ik kon even goed frailen als mijn grote voorbeelden.

Na mijn verhuizing van het dorp Breskens naar de grote stad Amsterdam en de daarop volgende moeizame puberteitperikelen kun je achteraf stellen, dat het leren spelen op de 5-snarige banjo mij door een moeilijke periode heeft geholpen.
Niet lang daarna ontmoette ik een aantal jongens die instrumenten speelden als fiddle en mondharmonica, die ook op de folk platen van mijn vader te horen waren.
CCC werd geboren en de rest is geschiedenis.
Zo kan ik uiteindelijk constateren dat de 5-snarige banjo de koers van mijn leven bepaald heeft.

Hier hoor je mij op de Vega-banjo bij The Visitor van onze eerste elpee To Our Grandchildren uit 1970.

De banjo am de greatest thing,
Dat ever you did know,
And when de darkey hear de sound,
It shakes de heel an ’toe,
It was raised in old Wirginny,
Down in Louisiana State,
A-bout ten thousand years ago, for so de people state,
Ah, Oh, Oh, Oh
Did you ever go to be!
De banjo am de wonderfullest thing you ever see.

(Frank B. Converse, de ‘History of the Banjo’
Frank Converse’s ‘ Old Cremona’ Songster, NY 1863)

Jaap van Beusekom, december 2009

Paradiso, 1970, Jaap met Vega, klein Jaap met Vega Banjo, Paradiso, 1970
(foto Molly Mackenzie) 

Onze instrumenten